100 miljoen euro voor aanpak lage waterstand in veengebieden
Nieuws -> InformatiefBron: Rijksoverheid
19-10-2020
Rijk en provincies gaan samen met landbouw- en natuurorganisaties, de waterschappen en gemeenten de problematiek in veenweidegebieden aanpakken. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft daar 100 miljoen euro voor beschikbaar gesteld in het kader van het Klimaatakkoord. De kunstmatig lage waterstand in veenweidegebieden zorgt voor oxidatie van het veen en dat leidt tot extra uitstoot van broeikasgassen en tot bodemdaling. Het waterpeil verhogen in veenweidegebied heeft echter grote gevolgen voor agrariërs, want hogere waterpeilen vragen om een andere bedrijfsvoering. Op te natte gronden zakken koeien en machines weg en is de grasopbrengst minder. Nieuwe oplossingen zijn nodig.
Samenhang. Verschillende regio’s in veenweideprovincies Friesland, Groningen, Noord- en Zuid Holland, Overijssel en Utrecht, vragen elk om hun eigen oplossingsrichting. Onderzoek is nodig om te kunnen bepalen welke oplossing in welk gebied het beste is. In de veenweidegebieden komen verschillende maatschappelijke opgaves samen op het gebied van landbouw, klimaat, natuur- en biodiversiteit en de gevolgen van bodemdaling op bijvoorbeeld woningen. Die opgaves moeten allemaal in samenhang bekeken worden voor een zo efficiënt mogelijke aanpak. Oplossingsrichtingen om boeren in veenweidegebied een duurzame toekomst te geven, liggen in de ontwikkeling van bijvoorbeeld nieuwe water infiltratie technieken, natuur inclusieve kringlooplandbouw met extensivering en mogelijk de ontwikkeling van natte teelten.
(Foto Martijn Beekman - 2018)
drs. Carola Schouten (ChristenUnie) minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de landbouw en landgebruik zich inzetten voor een CO2-reductie van 3,5 megaton in 2030, met een verdere ambitie van 6 megaton. Met de gebiedsgerichte aanpak van de veenweidegebieden wordt een CO2-reductie van 1 megaton beoogd in 2030 onder regie van de provincies. Op 13 juli 2020 stuurde minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een brief (pdf 11 pagina’s) naar de Tweede Kamer, waarin de eerste fase voor maatregelen in veenweidegebieden bekend werd gemaakt.
De regeling vanuit het ministerie van LNV om diverse veenweideprogramma’s een impuls te geven, staat nu open voor de provincies die gezamenlijk zelf ook 105 miljoen euro bijdragen. Hiermee worden de meest urgente gebieden qua bodemdaling aangepakt om klimaatwinst te boeken in combinatie met een toekomstbestendige landbouw en meer biodiversiteit.
(Foto Amstelveenweb.com - 2020)
Runderen grazen in de Middelpolder in Amstelveen in juni 2020. In deze polder begon in de 17de eeuw de vervening of turfwinning. Het is het verwijderen van een veenbodemlaag uit een veenderij. Het hierbij gewonnen turf werd doorgaans gebruikt als brandstof. Het delven van veen was honderden jaren een lucratieve bezigheid omdat het in de vorm van turf de belangrijkste beschikbare brandstof was. Door verlaging van de grondwaterstand werd water onttrokken aan de bodem en werd het veen blootgesteld aan de lucht, waardoor het kon oxideren. Het veen klonk hierdoor in, met bodemdaling als gevolg
Aanleiding: Beschrijving en effecten van veen
In Nederland bevindt zich 436.000 hectare (ha) organische bodems. Het grootste deel daarvan zijn veengronden (274.000 ha), waarvan 207.000 ha in gebruik is bij de landbouw (grasland, akker- en tuinbouw). Het overige deel (162.000 ha) zijn moerige gronden - dat wil zeggen dat de hoeveelheid veen in de bovenste 80 cm van de bodem tussen 5 en 40 cm is - en daarvan is 130.000 ha in gebruik bij de landbouw. Veen is gedurende duizenden jaren in de Nederlandse delta via natuurlijke processen gevormd en weer verdwenen. Echter sinds de Middeleeuwen is een groot deel van de aanwezige veengronden stelselmatig ontgonnen voor enerzijds turfwinning en anderzijds landbouw. De slootwaterpeilen zijn verlaagd om landbouw mogelijk te maken.
Door slechte doordringing van het veen zakt in de zomer de grondwaterstand in het midden van de percelen te veel naar beneden, waardoor oxidatie van het veen ontstaat. Dit leidt tot bodemdaling en emissie van broeikasgassen (koolstofdioxide (CO2) en lachgas (N2O) en bij natte omstandigheden methaan [CH4]). Hoewel de effecten van deze bodemdaling uitgebreid beschreven en al vele jaren bekend zijn, zijn er slechts mondjesmaat mitigerende (reducerende) maatregelen genomen. De toename van droogteperioden door de klimaatverandering zorgt ook voor extra veenoxidatie en bodemdaling. Door het nieuwe accent op emissie van broeikasgassen en de afspraken in het Klimaatakkoord is het draagvlak voor maatregelen vergroot en deze hebben daardoor een grotere kans van slagen dan in het verleden.
Organische bodems veranderen door oxidatie en dit proces leidt op termijn tot verdwijnen van veen- en moerige gronden met de bijbehorende vermindering van emissies van broeikasgassen uit organische bodems. Deze oxidatie van organische bodems willen we echter terugdringen door maatregelen en niet door het huidige proces zijn gang te laten gaan.
De verandering in organische bodems is onderdeel van de rapportage aan de EU. Ook in de Klimaat en Energie Verkenning maakt de verandering in organische bodems onderdeel uit van de rapportage over de verandering in landgebruik. Naast pure veengronden zijn er veel veengronden met een klei-dek of een zand-dek. De oxidatie van het veen hangt dan nog steeds af van het in contact komen van het veen met zuurstof. Dat varieert bij de verschillende diktes en soort van het mineraal dek in relatie tot de grondwaterstand.