Baanverlies door crisis raakt vooral mensen zonder vast contract
Nieuws -> InformatiefBron: Centraal Planbureau
26-06-2020
Mensen met de grootste kans om hun werk te verliezen door de coronacrisis, hebben vaak weinig ander huishoudinkomen of spaargeld om op terug te vallen. In de gevarenzone zitten volgens het Centraal Planbureau (CPB) vooral mensen zonder vast contract in sectoren waar het aantal vacatures sterk is gedaald, zoals de horeca of detailhandel. Dit staat in de zojuist verschenen publicatie ‘Crisis op de arbeidsmarkt: wie zitten in de gevarenzone?’ (pdf 9 pagina’s) van het CPB.
De risicogroep telt relatief veel studenten, jongeren, alleenstaanden en mensen met een migratieachtergrond, veelal met een lager inkomen. Voor veel van hen valt bij baanverlies direct een groot deel van hun huishoudinkomen weg. Daarnaast hebben zij weinig vermogen om op terug te vallen: in de laagste inkomensgroep heeft de helft van de mensen van wie het inkomen potentieel het zwaarst geraakt wordt minder dan 5 duizend euro op de spaarrekening staan.
Omdat er nog weinig gegevens zijn over wie daadwerkelijk geraakt is door de crisis op de arbeidsmarkt, heeft het CPB een risicogroep in kaart gebracht: mensen die zonder vast arbeidscontract werkzaam zijn in een beroepsgroep waar het aantal nieuwe vacatures in maart en april 2020 meer dan 20% lager was dan in dezelfde periode een jaar eerder.
(Bron CBS/CPB - 2020)
Kans om in risicogroep te zitten naar inkomen. Eigen berekeningen op basis van CBS-microdata. De figuur laat voor elk inkomensdeciel (groep van 10%) op basis van individueel jaarlijks primair inkomen zien hoeveel personen zonder een vast arbeidscontract werken in een beroep dat geraakt wordt. Het onderste deciel gaat tot 6.300 euro per jaar, en het bovenste deciel begint bij 86.500 euro per jaar
Uit de publicatie
Personen in de risicogroep zijn vaker student, jong, migrant, alleenstaand en verdienen vaak een relatief laag inkomen. Aan de onderkant van de inkomensverdeling zijn degenen met een grotere kans om geraakt te worden vooral mensen met oproepcontracten, terwijl dat aan de bovenkant vooral zzp’ers zijn.
Bovendien hebben personen in de risicogroep vaak weinig andere bronnen van huishoudinkomen om op terug te vallen. Dit geldt zowel aan de onder- als aan de bovenkant van de inkomensverdeling. Daarnaast hebben mensen met relatief lage inkomens weinig vermogen om op terug te vallen. In de laagste inkomensgroep heeft de helft van den mensen in de risicogroep waarvan ook een groot deel van hun huishoudinkomen risico loopt, minder dan 5 duizend euro op een spaarrekening staan.
In andere landen zien we een vergelijkbare verdeling van de effecten van de coronacrisis. In het Verenigd Koninkrijk worden jongeren, vrouwen en lage inkomens waarschijnlijk het meest geraakt, maar net als in Nederland kunnen veel van hen terugvallen op een ander inkomen binnen het huishouden. Daarnaast blijken in Noorwegen vooral mensen met een lage sociaaleconomische status geraakt te worden door (tijdelijke) ontslagen als gevolg van de coronacrisis, en in de Verenigde Staten eveneens mensen met lage inkomens, mensen die geen hoger onderwijsdiploma hebben en alleenstaanden.
De kans dat mensen geraakt worden, hangt ook af van overheidsbeleid. Veel beleid is er nu op gericht dat bedrijven mensen daadwerkelijk in dienst houden. Zo krijgen werkgevers met een omzetdaling ook voor mensen met tijdelijke contracten tot 90% van de loonkosten vergoed in het kader van de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), en moeten ze bij ontslag een boete betalen. Daarnaast kunnen werkenden die hun baan verliezen, aanspraak maken op hun opgebouwde WW-rechten en eventueel op bijstand.