Betere verdeling bijstand- en re-integratiebudgetten gemeenten
Nieuws -> OverheidBron: Rijksoverheid
15-05-2014
Budgetten voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies voor gemeenten zullen na de inwerkingtreding van de Participatiewet op 1 januari 2015 verdeeld worden volgens een model, waarmee de noodzakelijke kosten beter kunnen worden ingeschat. Ook voor de verdeling van het zogeheten participatiebudget onder gemeenten is een nieuw model ontwikkeld. Dit schrijft staatssecretaris Jetta Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vandaag aan de Tweede Kamer.
(Bron Rijksoverheid - 2014)
Jetta Klijnsma (PvdA) staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
In het zogenoemde participatiebudget worden de beschikbare middelen voor zowel de Wsw als voor re-integratietrajecten gebundeld. Staatssecretaris Klijnsma vindt het belangrijk, dat bij de verdeling van dit budget rekening wordt gehouden met de regionale arbeidsmarkt en het aantal mensen met een arbeidsbeperking. Daarmee wordt recht gedaan aan de situatie in economisch zwakkere regio’s. Om grote herverdeeleffecten ten opzichte van de huidige systematiek te beperken worden de budgettaire veranderingen niet in één keer, maar over een periode van drie jaar doorgevoerd.
Voor de verdeling van de bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies kiest de staatssecretaris voor het zogeheten multiniveau-model. Dit door het Sociaal en Cultureel Planbureau ontwikkelde model betrekt zowel de kenmerken van de huishoudens (zoals leefvorm, leeftijd, wel of geen koopwoning, niet-westerse achtergrond en opleiding) als de kenmerken van een wijk, gemeente en regio bij het vaststellen van de budgetten. Op basis van deze kenmerken wordt uiteindelijk de hoogte van het bedrag per gemeente vastgesteld.
Sinds de invoering van de Wet werk en bijstand in 2004 zijn gemeenten financieel verantwoordelijk voor de uitvoering van deze wet. Om de herverdeeleffecten die met de overgang naar een nieuw model gepaard gaan te beperken en de financiële gevolgen voor gemeenten beheersbaar te houden heeft de staatssecretaris na overleg met de VNG tot een overgangsregime besloten. De eerste twee jaar worden de budgetten nog voor de helft vastgesteld op basis van uitgaven in het verleden en voor de helft op basis van het nieuwe model. In het derde jaar wordt 75 % op basis van het nieuwe model berekend en vanaf het vierde jaar wordt het budget daar helemaal op gebaseerd. Na twee jaar vindt een evaluatie plaats.
Staatssecretaris Klijnsma zal vanuit het oogpunt van financiële beheersbaarheid een vangnet-regeling maken. In overleg met de VNG zal zij de opzet van deze regeling verder uitwerken. Het gekozen multiniveau-model was één van de vier voorliggende opties (voor de verdeling van de bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies) die in overleg met de VNG nader is uitgewerkt. De ontwikkeling van de nieuwe verdeelmodellen is begeleid door een commissie, waarin naast de VNG onder andere ook enkele gemeenten vertegenwoordigd waren.
De modellen zijn vervolgens beoordeeld door Berenschot, prof. dr. Allers, hoogleraar economie van de decentrale overheden, en de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv). Gemeenten hebben onder meer tijdens een bestuurlijke conferentie hun opvattingen gegeven over de verschillende modellen.
De definitieve budgetten voor wat betreft de bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies worden voor 1 oktober bekendgemaakt. De bedragen per gemeente voor het participatiebudget worden in juni gepresenteerd.