De historie van de herberg 'De vier heemskinderen' in Amstelveen
Nieuws -> InformatiefBron: Amstelveenweb
08-08-2017
Om toch een betere beeld te krijgen van de geschiedenis achter de herberg 'De vier heemskinderen', het veel latere restaurant-hotel ’t Jagershuis, hebben onze redactieleden ontdekt dat er met dit gebouw is iets aan de hand is. Sinds 1614, dus 403 jaar na de bouw op dit perceel langs de Amstel in Amstelveen, is de rust nog steeds niet weergekeerd bij ‘t Jagershuis. Na veel wisselingen van eigenaren wil het maar niet lukken om hier een standvastige restaurant-hotel neer te zetten. Waarom dat niet lukt, is voor ons een raadsel, want de locatie is optimaal, (behalve de weinig parkeerplaatsen), de sfeer is rustgevend, in de omgeving zijn er florerende restaurants, de Amstel geeft kalmte en in het verleden zijn er toch veel mensen geweest die hier met veel enthousiasme hebben gewerkt. En ook de redactie heeft er menigmaal gedineerd en ging tevreden en voldaan naar huis.
(Foto Amstelveenweb.com/Bron Gemeente Amstelveen - 2017)
Mr. Johan Willem Groesbeek (1908-1993) rijskarchivaris in 1960 tijdens het schrijven van zijn oudheidkundig boek over Amstelveen 'Amstelveen acht eeuwen geschiedenis'
In het boek 'Amstelveen acht eeuwen geschiedenis' uit 1966, geschreven door Mr. J.W. Groesbeek rijksarchivaris in de provincie Noord Holland te Haarlem, bleek na onderzoek van de toenmalige gemeentesecretaris H.J. Scharp (in de jaren 1920-1930), dat het in vroeger tijden ook behoorlijk onrustig was geweest rond de eigendom van dit pand. Het voordeel van de heer Groesbeek was, dat hij toegang had in het Noord-Hollands archief in Haarlem en in het Algemeen Rijksarchief te ’s-Gravenhage, waar hij meer structurele gegevens kreeg over bebouwde percelen in Amstelveen over de periode van 1600 tot 1840. Zijn boek is in ieder geval van onschatbare waarde voor onderzoekers en geïnteresseerden.
De herberg 'De vier heemskinderen'
'Het elfde en laatste buitendijkse huis van deze rij, is het perceel, waarin de herberg gevestigd werd. Toen Jan Claesz. dit perceel in 1614 aan Claas Pietersz.: inwoner van Mijdrecht overdroeg, was het nog een leeg erf. Claas liet er een huis op bouwen dat hij echter vijf jaar later al weer verkocht aan Wijn Cornelisz. in Ouder-Amstel. Na drie jaar had die er ook al weer genoeg van en verkocht zijn huis aan een dorpsgenoot. Tien jaar later is het in het bezit van een molenmaker (1632) die het weer verkoopt aan kopers, die het in hetzelfde jaar weer van de hand doen.
Nog steeds vinden we geen sporen van een herberg, maar dat verandert in 1633. We zien namelijk dat in genoemd jaar Sijmon Poulusz. herbergier, wonende tot Nichtevecht, transporteert aan Jacob Floren 'zekere huijsinge, schuur en schuijtenhuis'. Het moet een riant geval geweest zijn, want het was van voren tot achteren ingelijst 'met glasen, glasramen en houtwerk'. Maar het noodlot dat de andere bewoners van deze buurtschap trof, wist ook Jacob Jacobsz. Floren, de zoon van de koper, te vinden. Twintig jaar na de koop kan hij een nota van f 1.000,- hem wegens geleverde bieren, gepresenteerd door Pieter Adriaansz., biersteker te Ouderkerk, niet voldoen. Hij voldoet zijn schuld in de vorm van een hypotheek op zijn herberg. Zes jaar later neemt hij weer een hypotheek, nu van ƒ 700, en nog twee jaar later wéér een, nu van ƒ 800,-. Tezamen dus een door hypotheek gedekte schuld van f 2.500,-. Deze drukkende last kon hij niet langer aan en na een jaar moest hij de herberg verkopen (1662). Een faillissement bleef hem bespaard, want de herberg bleek een ruime overwaarde te bezitten.
(Foto Amstelveenweb.com - 2017)
Advertentie in het adresboek van Nieuwer-Amstel uit 1935 Café Belvedére 'Buitenlust' vanouds 'Het Jagershuisje'
Willem Paulusz. Hooft betaalde hem er ƒ 3.500,- voor. Willem laat een fraai uithangbord maken, waarop hij 'de Vier Heemskinderen' laat afbeelden en sedertdien behoudt de herberg de naam van 'de Vier Heemskinderen'. Willem behoorde tot de familie Hooft, die een uitgestrekt landbezit had zowel in Ouder- als in Nieuwer-Amstel, maar misschien behoorde hij niet tot 'de rijke' tak van de familie. Want ook hij gaat hypotheken nemen, met het noodlottig gevolg, dat 'de Vier Heemskinderen' bij executie in 1680 verkocht. Het verbaast ons bijzonder, dat wij de Amsterdamse advocaat Mr. Hendrik van Breugel voor ƒ 650,- eigenaar zien worden van een bedrijf, waarvan hij toch weinig, of geen verstand had. De gevolgen blijven dan ook niet uit.
Toen hij overleed, wisten zijn beide ongetrouwde dochters slechts ƒ 450,- als koopsom van de koper, Jacob Jansa. Deurgoet, te bedingen. Deurgoet boerde blijkbaar beter dan zijn voorgangers. Althans zijn erfgenamen ontvangen in 1709 van Jacob Jansz. Bontekraaij als nieuwe eigenaar ƒ 735,-. Kort voor 1732 is Bontekraaij echter overleden. Zijn dochter Aartje Jacobs Bontekraaij, gehuwd met Willem Gerritsz. Sloothaak, weet van de erfgenamen 3/4 van de aandelen in de herberg op te kopen. Even terzijde willen we hier opmerken, dat Aartje Bontekraaij bij de buurtbewoners beter bekend was onder de bijnaam 'Slikvinger', een naam die wel geen verdere toelichting behoeft.
Anno 1965 zou het ons niet verbaasd hebben, maar nu verbaast het ons wel, dat in 1738 een van de directeuren van de kruitfabriek, de heer Nicolaas Calkoen de Jonge, de herberg voor de kapitale som van f 2.240,- aankocht. Dat hij van plan was er een recreatieoord voor zijn personeel van te maken lijkt ons iets te modern gedacht. Het blijft een raadsel, wat hij met de herberg van plan geweest is. Vijf jaar lang loopt hij met die plannen rond, maar in 1743 krijgt hij een unieke kans er bijna zonder kleerscheuren 'uit te springen'. Voor f 2.200,- weet bij 'de Vier Heemskinderen' van de hand te doen en wel ten behoeve van Nicolaas Heineke, maar deze was dan ook 'doktor et professor philosophie te Deventer' geworden. Het kan ons dan ook nauwelijks verbazen, dat onze professor na een 12-jarig bezit genoeg kreeg van zijn herberg. Het verbaast ons ook niet, dat Johanna Schetters, weduwe van Jan van der Veen er niet meer dan ƒ 1.300,- voor gaf. Haat familie behield het perceel ruim 50 jaar, maar de herberg was intussen teniet gegaan. Toen Pieter van Rooijen het perceel in 1806 voor f 950,- kocht, werd het omschreven schreven als 'vier percelen en een groot erf, zijnde gedeeltelijk geapproprieerd tot een kuiperij aan en naast elkaar gelegen in de buurt over Ouderkerk aan de Amstel'.
We schrikken als we de koper in 1821 ook al weer met hypotheek zien beginnen, en zijn maar blij, dat we de afloop van zijn transacties momenteel niet kennen. Deze buurt wordt thans geheel gerestaureerd (1965) {Het boek'Amstelveen acht eeuwen geschiedenis' werd in 1966 gepubliceerd red.}. Er is nu een café in gevestigd, dat te zijner tijd tot hotel-restaurant uitgebreid zal worden.
Ten zuiden van de herberg lag een terrein, dat in de acte de naam draagt van 'het Paardewet' of de 'Aanslagh'. Die naam droeg het al in 1698. 'Wet' betekent 'nat, of vochtig' Het zal dus wel geen fantasie zijn als we vermoeden, dat dit de plaats was, waar de trek- en rijpaarden van de bezoekers van de herberg geweid werden en hun dorst lesten, terwijl hun eigenaren dat binnenshuis deden. Het woord 'aanslagh' is iets moeilijker te verklaren. Misschien is dit woord hier gebruikt in de betekenis van 'grensbepaling'. Misschien slaakt u een zucht van verlichting, dat u zich door al deze namen en jaartallen heen geworsteld hebt. Misschien vraagt u zich af, wat het belang is van deze opsomming. Het antwoord op deze vraag is niet moeilijk te geven. Wij trachten ons een beeld te vormen van de bewoning, en werken van de inwoners van Amstelveen. En, om ons nu tot de 'buitendijkse percelen te bepalen als wij de bladzijden die wij daaraan wijdden nog eens nauwkeurig doorlezen, dan zien we dat beeld ook werkelijk voor ons oprijzen. We zien dan een kastelein in een herberg, bij de oude brug, die op een buitendijks land een aantal huizen laat bouwen. We zien, dat zich hierin bijna zonder uitzondering ambachtslieden vestigden. Timmerlieden, metselaars, smeden en mandemakers ontmoetten we daar.
(Foto Amstelveenweb.com - 2017)
Het verlaten Jagershuis in Amstelveen op 7 augustus 2017
We zagen hun strijd om het bestaan, waarin de meesten nog bij hun leven ten onder gingen, of na hun dood hun erfgenamen in moeilijke omstandigheden achterlieten. Ook uit de prijzen die betaald werden voor de huizen kunnen we wel afleiden, dat daar geen sprake was van lucratieve neringen. De bewoners van deze buurtschap moeten het wel bijzonder moeilijk gehad hebben. Brachten zij te veel bezoeken aan de naburige herbergen (o.a. 'de Vier Heemskinderen')? Maar ook deze herberg maakt in zijn lotswisselingen geen bijzonder lucratieve indruk. Zo valt er uit al dat ogenschijnlijk zo droge materiaal bijzonder veel te leren over het leven van onze voorvaderen.
Mr. J.W. Groesbeek rijksarchivaris in de provincie Noord Holland te Haarlem
Wilt u zien wat een prachtig oord ’t Jagershuis in de vorige eeuw was, bekijk dan deze link van ’t Jagerhuis.