Johan Remkes: 'Zorgen over de lokale democratie'
Nieuws -> ProvincieBron: Provincie Noord-Holland
13-01-2014
Nieuwjaarstoespraak Johan W. Remkes, commissaris van de koning in de provincie Noord-Holland, op 10 januari 2014 in Haarlem:
'Allereerst dames en heren, wens ik u en de uwen, -mede namens het provinciaal bestuur en de Staten van onze provincie- een in alle opzichten voorspoedig, gezond en veilig 2014 toe. In 2013 was er in veel opzichten volop beweging, maar zeker ook economisch en bestuurlijk. Vorig jaar stond ik bij deze gelegenheid uitvoerig stil bij de voornemens van het kabinet tot een fusie van de provincies Flevoland, Utrecht en Noord-Holland.
Mijn opvatting over dit voornemen is in de kern niet gewijzigd. Er gebeurde veel: de minister publiceerde een business case, een ontwerpwetsvoorstel, en visie-notities op verzoek van de Eerste Kamer. Ons provinciaal bestuur liet wetenschappers een “second opinion” opstellen en bracht een zienswijze op het ontwerpwetsvoorstel uit, die breed door de Staten en door het overgrote deel van onze gemeentebesturen werd onderschreven.
Kern was: zo in ieder geval niet en de analyses van de minister zijn gebouwd op drijfzand. Hoe onze provincie denkt, dat het wel kan en moet, hebben wij steeds constructief aangegeven. Op dit moment concentreert de discussie zich op de taken van de “provincie nieuwe stijl” in relatie tot de maatschappelijke opgaven. Daaruit blijkt tot dusver overigens, dat het kabinet zich volstrekt niet gerealiseerd heeft, dat provinciale opschaling consequenties moet hebben voor de omvang van het takenpakket van de rijksoverheid, wil je tenminste voorkomen, dat “het midden bestuur verpietert” (citaat minister Plasterk).
De minister blijft er in geloven, zo liet hij eind november publiekelijk nog weten. Ook, dat hij er “samen met de provincies uit wil komen”. Ik heb hem op verzoek van het kabinet –als rijksorgaan- proberen te helpen door een aantal hele concrete taaksuggesties te doen. Tot dusver moeten wij helaas constateren, dat het resultaat het spreekwoordelijke “zaad op de rotsen” nauwelijks overstijgt.
Wij hebben de Staten deze week uitvoerig inzicht gegeven in de stand van zaken. Er is dus nog veel werk te doen. Gelukkig lijken wij in dit nieuwe jaar de algehele somberheid achter ons te kunnen laten. Er lijkt een bleke zon te gloren, als het gaat om de economische ontwikkeling, de ontwikkeling op de woningmarkt en het consumentenvertrouwen. Helaas vertaalt zich dat nog niet in overtuigende positieve prognoses t.a.v. de werkgelegenheidsontwikkeling.
De mondiale economische en financiële malheur begon in 2008. Tot die tijd waren we eigenlijk altijd gewend aan een relatief hoge economische groei. We beschouwden die groei bijna als een natuurverschijnsel. Groei was net zo vanzelfsprekend als de zonsopgang elke ochtend. De afgelopen tijd waren er echter ook signalen o.m. op basis van een studie van de Rabobank, dat die vanzelfsprekendheid de komende jaren niet meer aan de orde is.
Ons College heeft zich in het verlengde van die signalen de vraag gesteld , wat het zou betekenen als onze provinciale huishouding geconfronteerd zou worden met een structureel lagere groei, als de economie bijvoorbeeld tien jaar stagneert. Wat zouden dan de gevolgen zijn voor ons beleid en voor onze investeringsstrategie? Daarom hebben we het hele ruimtelijk economische beleid –een provinciale kerntaak- tegen het licht gehouden.
Als basis voor ons beleid maken wij nu gebruik van de hogere groeiscenario’s. En wij staan daar niet alleen in. Het hanteren van andere groeiveronderstellingen levert behoorlijk confronterende resultaten op: bij de provincie Noord-Holland, maar naar mijn stellige overtuiging ook bij onze medeoverheden. Overheidsbeleid zal de ontwikkeling van de omgevingsfactoren, –zoals de economische ontwikkeling- permanent scherp op het netvlies moeten hebben om zo nodig het beleid bij te stellen. Wensdenken moet worden voorkomen.
Soms kan het verstandig en nodig zijn een eenmaal ingeslagen weg te verlaten. Op grond van economische groeiverwachtingen, maar ook op grond van de demografische trendbreuken die zich de komende jaren aftekenen, met gevolgen voor vrijwel al onze beleidsterreinen. Dit nieuwe jaar zal ook twee keer het feest van de democratie gevierd worden. Op 22 mei in Europees verband, –waar ik nu niet verder op in zal gaan- en op 19 maart het feest van de lokale democratie: de gemeenteraadsverkiezingen.
Ook onze lokale democratie verdient permanente aandacht en onderhoud; in dat opzicht zijn er enkele indringende aandachtspunten:
1. In de eerste plaats wordt van steeds meer kanten bezorgdheid uitgesproken over het functioneren van gemeenschappelijke regelingen en de democratische controle daarop, ook tegen de achtergrond van de grote decentralisaties op de terreinen van jeugdzorg, ouderenzorg en arbeidsmarktparticipatie per 1-1-2015 en het in gemeentelijke samenwerking uitvoeren daarvan. Die bezorgdheid is te beluisteren onder raadsleden zelf, burgemeesters en wetenschappers.
Onlangs werden ook in VNG-verband zorgen uitgesproken; de Vereniging van lokale rekenkamers sprak onlangs over “Een Bermudadriehoek, waarin alle controlecapaciteit verdwijnt”, daarmee doelend op gemeenschappelijke regelingen. Onlangs lieten de heren Loots en Peeters de publicatie “De gemeenteraad heeft geen toekomst –waarom stemmen op 19 maart?” het licht zien.
De vrees is, dat de democratische controle tekort schiet en dat in het kader van de nieuwe gemeentelijke sociale taken weliswaar op papier verantwoordelijkheden zijn belegd, op papier iedereen wel controleert, maar in de praktijk niemand meer verantwoordelijk is, of zich voelt en controleert, waardoor de zorgvragende burger verweesd achter dreigt te blijven. Ik deel die zorgen, want gemeenteraadsleden, wethouders en burgemeesters moeten er bij de vormgeving van de gemeentelijke samenwerking wel voor zorgen, dat die vrees niet wordt bewaarheid.
Waar het gaat om de veiligheidsregio’s als verlengd lokaal bestuur kwam de commissie Hoekstra recent ook met behartenswaardige aanbevelingen. Ik wens onze gemeentebesturen dit jaar veel succes met hun ingewikkelde zoektocht naar een zowel inhoudelijk, als uit een oogpunt van democratische controle en inbedding optimaal resultaat. In de parlementaire behandeling van de noodzakelijke wetgeving kan de (mede)wetgever daarbij helpen door de neiging te onderdrukken alles op een voor alle gemeenten uniforme wijze dicht te regelen.
2. Een tweede punt van zorg is wat mij betreft, de tanende belangstelling voor het raadslidmaatschap als nevenfunctie van kwalitatief goede en voor de lokale samenleving representatieve burgers, wat soms –zeker in kleinere gemeenten- tot problemen leidt en de kwaliteit van het lokaal bestuur niet dient. De argumenten die gehoord worden:
- de zojuist genoemde regionalisering van het lokale bestuur: het Rijk decentraliseert naar de gemeente die het dichtst bij de burger staat, de gemeente is te klein om het uit te voeren en schaalt zich op in de WGR en zo komt die gemeentelijke overheidslaag in de dagelijkse praktijk weer verder van de burger te staan…… Die cirkel moet worden doorbroken;
- zeker voor mensen in het spitsuur van hun leven kost het te veel tijd;
- raadswerk wordt geassocieerd met veel papier en dikke dossiers;
- veel mensen besteden hun tijd liever aan andere vormen van vrijwilligerswerk;
- simpelweg het sterk geslonken ledental van met name de traditionele politieke partijen;
- er is sprake van een hoog afbreukrisico, onder het publieke vergrootglas en zeker in de al dan niet anonieme (sociale) media zijn predicaten als “plucheklever”, “graaier” en “profiteur” regelmatig dik gezaaid.
Wat dit laatste betreft nam minister Plasterk het in de aanloop naar de behandeling van zijn begroting in een interview in de Volkskrant (27-11-2013) terecht op voor politici en bestuurders en hun arbeidsvoorwaarden. Zeker, politici en openbaar bestuurders zijn niet van suiker en ook zeker niet foutloos. Zij moeten tegen een stootje kunnen en het openbaar bestuur –politici- moet kritisch zijn op het eigen functioneren en op de eigen en elkaars integriteit.
In dat opzicht kan ik mij ook goed vinden in de hoofdboodschap uit een recent gepubliceerd rapport van een werkgroep van de PvdA: integriteit vergt een publiek debat, dat nooit ophoudt. Datzelfde geldt voor het recent gepubliceerde rapport “Een lastig gesprek” van de commissie Halsema, waarin wordt benadrukt, dat het in de publieke en semipublieke ambten uiteindelijk gaat om het morele kompas. Waar bestuurders vatbaar zijn voor materiële, of procedurele verleidingen, moet daartegen worden opgetreden, of in strafrechtelijke zin, of in politieke zin, of beide. Dat is de ene kant van de medaille.
(Foto Amstelveenweb.com - 2013)
Johannes Wijnandus (Johan) Remkes (1951) is een politicus voor de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD). Sinds de troonswisseling op 30 april 2013 is hij commissaris van de Koning in de provincie Noord-Holland. Hier op de archieffoto Johan Remkes tijdens zijn toespraak op 4 juni 2013, toen de nieuwe burgemeester van Aalsmeer mevrouw drs. Jobke Vonk-Vedder werd geïnstalleerd
Er is echter ook een andere kant van diezelfde medaille. Soms kan ik mij niet aan de indruk onttrekken, dat in sommige politici en bestuurders een soort “weg met ons”-houding is gevaren; zelfkastijding in politiek en openbaar bestuur:
- voormalige bestuurders die na veel vijven en zessen verklaren de eerste maanden geen gebruik te zullen maken van de wachtgeldregeling;
- burgemeesters die tegen mij zeggen, dat hun wethouders “uit vrees voor de publieke schandpaal” helemaal niets meer durven te declareren, ook al gaat het om kosten die direct voor het uitoefenen van het publieke ambt zijn gemaakt.
- enkele Noord-Hollandse gemeenten (Bloemendaal, Heemstede) die bezwaren maken tegen het bijstorten van de pensioenverplichtingen aan (oud)wethouders, terwijl het om wettelijke verplichtingen gaat, want het pensioen van wethouders staat vast en de APPA-regeling is terecht gekoppeld aan de ABP-systematiek.
En dat is niet voor niets zo geregeld. Bestuurders en politici moeten trots kunnen uitstralen op het belangrijke maatschappelijke werk, wat zij doen en van zich af durven te praten. Niet meegaan in gemakkelijke kritiek. Natuurlijk is excessief declaratiegedrag uit den boze en is soberheid geboden. Transparantie, controleerbaarheid en binnen de regels zijn de trefwoorden. De sterk versoberde wachtgeldregeling –als parachute, niet als hangmat- is er niet voor niks. En een trotse uitstraling hebben mag, gezien de toewijding van velen aan het openbaar bestuur en gezien de publieke belangen die daarin gediend worden.
Soms –bijvoorbeeld als mensen hun zin niet krijgen- moet ook geconstateerd worden, dat volksvertegenwoordigers, bestuurders of ambtelijke medewerkers ten onrechte worden beschuldigd van alles wat niet deugt, of geconfronteerd worden met andere vormen van verbale en soms fysieke agressie. De sociale media hebben hierin verstrekkende effecten. Tegen anonieme beschuldigingen is het vaak moeilijk vechten; er ontstaat snel een houding van “waar rook is, zal wel vuur zijn” en de schade voor het bestuur c.q. de bestuurder/politicus is daarmee aangericht.
Daarin moeten bestuurders en politici niet meegaan. Tegen vormen van agressie jegens publieke functionarissen moet altijd worden opgetreden. Ik heb er vorig jaar iets over gezegd. Dit voorjaar heb ik, mede namens de voorzitters van de veiligheidsregio’s een convenant getekend met de minister van Binnenlandse Zaken. De coördinator “Veilige Publieke taak Noord-Holland” is inmiddels aan de slag: onze oud burgemeester van Schagen.
3. Een derde punt, waar ik in het kader van de kwaliteit van het openbaar bestuur bij stil wil staan is de steeds snellere doorstroming in onze volks vertegenwoordigende organen. De gemiddelde zittingsduur wordt steeds korter, de ervaring en het geheugen steeds minder. Als dat het resultaat is van het electorale proces is daar op zichzelf niets mis mee. Vaak speelt echter ook een rol de opstelling van de kandidatenlijsten door de politieke partijen en allerlei interne regels over maximale zittingstermijnen.
Het eerste – regelmatige ingrijpende vernieuwing van kandidatenlijsten- berust op het misverstand, dat de electorale werfkracht van nieuwe kandidaten altijd groter is. Het tweede is een te gemakkelijk alibi voor partijbestuurders met een slappe ruggengraat. Volksvertegenwoordiger is een ambacht, een vak. Als op zeker moment blijkt, dat mensen dat ambacht niet op een adequate manier zullen leren uit te oefenen, moeten politieke partijen hun verantwoordelijkheid nemen, ook los van maximale zittingstermijnen. Ik hoop, dat de politieke partijen in Noord-Holland die volgend jaar aan de Statenverkiezingen meedoen kwaliteit, integriteit, ervaring, “parlementair” geheugen, maatschappelijke geworteldheid en onafhankelijkheid een zware rol zullen laten spelen bij de opstelling van de kandidatenlijsten.
4. Tenslotte, het openbaar bestuur, volksvertegenwoordigers hebben ook een externe controleur, een waakhond nodig. Die rol hoort de pers te spelen. In dat licht is de verschraling –als gevolg van teruggelopen advertentie-inkomsten en ander leesgedrag (sociale media) -van de regionale dagbladpers bepaald zorgelijk. In dat licht is het ook van groot belang, dat de lopende discussie over de vormgeving van de regionale radio en t.v. in het bredere geheel van de publieke omroep niet ten koste gaat van de regionale identiteit en van de regionale redactionele capaciteit en kwaliteit.
Tijd voor verificatie is in het kader van zorgvuldige berichtgeving essentieel. De traditionele media zullen juist hierin hun meerwaarde ten opzichte van de nieuwe media moeten vinden. Ik wens onze gemeenten en de te kiezen gemeenteraadsleden –uit een oogpunt van democratische legitimatie van de gemeentelijke besluitvorming een stevige zelfstandige electorale werfkracht en daarbij behorende opkomstpercentages toe.
Naast de thema’s integriteit, participatie, de kracht van lokale gemeenschappen en lokaal veiligheidsbeleid ben ik van plan het thema “de staat van de lokale democratie” aan de orde te stellen in mijn nieuwe ronde gemeentebezoeken, waar ik na de komende zomer mee zal beginnen.
Ik wens u allen –privé en zakelijk- heel veel succes het komende jaar. Heb een goed 2014 met optimisme en zelfvertrouwen!