Onderzoek naar invloed van de gemeenteraad Amstelveen op regionale samenwerking
Nieuws -> GemeenteBron: Gemeente Amstelveen
04-10-2016
Amstelveen werkt in de regio op allerlei manieren en met steeds wisselende groepen van medeoverheden samen. Veel raadsleden worstelen met de grip op die samenwerkingsverbanden. Samenwerking biedt veel voordelen, maar vraagt ook om het delen van zeggenschap en invloed. De rekenkamercommissie (RKC) gaat onderzoeken op welke manier de gemeenteraad van Amstelveen grip heeft op regionale samenwerking en zal aanbevelingen doen om deze te verbeteren.
Amstelveen werkt soms samen, omdat het wettelijk moet en soms, omdat het kan en strategisch, of praktisch goed is voor Amstelveen. Zo kunnen door schaalvergroting en het delen van kennis en expertise voordelen worden behaald. Aan regionale samenwerking kleven echter ook financiële en bestuurlijke risico’s. Taken worden immers buiten het directe gezichtsveld van de gemeente uitgevoerd en de zeggenschap van de gemeente is niet absoluut. De gemeente wordt aan de andere kant wel aangesproken op mogelijke achterblijvende resultaten, gebrekkige dienstverlening, of draait op voor kosten die niet werden voorzien.
(Foto Amstelveenweb.com - 2015)
De raadzaal van de gemeente Amstelveen tijdens een Ruimte, Wonen en Natuur (RWN) commissievergadering op 15 september 2015
In 2014 sprak de gemeenteraad zijn ergernis uit over de onoverzichtelijkheid van deze zogenaamde “bestuurlijke lappendeken”. Maar inzicht in de samenwerkingsverbanden betekent niet automatisch, dat er ook grip is. Met dit onderzoek wil de RKC focussen op de mogelijkheden om grip te houden op regionale samenwerking en antwoord geven op onder meer de volgende vragen:
-Welk doel wil de gemeente bereiken met deelname aan deze samenwerkingsverbanden?
-Welke voor- en nadelen heeft deelname aan deze samenwerking?
-Hoe zijn kaderstelling en verantwoording door de raad ingevuld?
De RKC zal concrete aanknopingspunten geven voor verbetering. De uitvoering van het onderzoek wordt gedaan door bureau Partners+Pröpper. Het onderzoek is eind september 2016 gestart. Het rapport zal in het tweede kwartaal 2017 aan de raad worden aangeboden.