Taaltip benijdde - beneed
Nieuws -> TaalBron: Taalpost
18-03-2013
Het werkwoord benijden wordt zwak vervoegd: ik benijdde - ik heb benijd. Juist is dus: 'Hij benijdde zijn vrienden, die elke avond uitgingen.' De meeste werkwoorden met een lange ij zijn sterk: bijten - beet, kijken - keek, rijden - reed, stijgen - steeg, tijgen - toog.
Dat benijden zwak is, heeft waarschijnlijk te maken met de herkomst: het heeft het zelfstandig naamwoord nijd als basis; benijden betekende oorspronkelijk 'niet kunnen verdragen, zich ergeren', en tegenwoordig 'jaloers zijn (op)'.
(Foto Amstelveenweb.com - 2013)
Werkwoorden, die zijn afgeleid van een zelfstandig naamwoord, worden bijna altijd zwak vervoegd
Werkwoorden die zijn afgeleid van een zelfstandig naamwoord worden bijna altijd zwak vervoegd, net als van een bijvoeglijk naamwoord afgeleide werkwoorden. Vergelijk: vijlen (afgeleid van vijl), bedijken (van dijk), lijmen (van lijm), bevrijden (van vrij), verblijden (van blij). Sterke werkwoorden gaan vrijwel nooit terug op een zelfstandig, of bijvoeglijk naamwoord.
Zelfstandig naamwoord?
Het zelfstandig naamwoord (Romaanse term: nomen, of substantief) is de woordsoort die wordt gebruikt om in een uitspraak de personen, of zaken aan te duiden, waar de uitspraak betrekking op heeft, in talen waarin zulke aanduidingen een aparte lexicale categorie (woordsoort) vormen. Voorbeeld: man, hout huis, Nederland, Frankrijk, liefde enz.
Dat is in de meeste talen het geval, bijvoorbeeld in de Indo-Europese talen, zoals het Nederlands, Engels, Spaans, Grieks, Russisch en Hindi. De meeste zinnen zijn zulke uitspraken; daarom bevat vrijwel elke zin wel een, of meer zelfstandige naamwoorden.
Bijvoeglijk naamwoord?
Een bijvoeglijk naamwoord (of adjectief) is een woord, dat wordt gebruikt om een eigenschap van een zelfstandig naamwoord te benoemen. Voorbeeld: een dronken man, blonde vrouw, gouden armband enz.