Toelichting over handreiking schriftelijk euthanasieverzoek
Nieuws -> InformatiefBron: Rijksoverheid
10-01-2016
Naar aanleiding van berichten in de media bij het uitkomen van de handreiking schriftelijk euthanasieverzoek zijn er vragen gerezen over euthanasie bij (gevorderde) dementie. Het doel van de handreiking is om aan het publiek en artsen te verduidelijken, waar rekening mee moet worden gehouden als er een schriftelijk euthanasieverzoek wordt opgesteld. De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) adviseert publiek en artsen dan ook om de handreiking te gebruiken bij het opstellen van een schriftelijk euthanasieverzoek. Hieronder staat een door de KNMG opgestelde toelichting op de handreiking.
De handreiking is opgesteld door een werkgroep van het ministerie van VWS , Veiligheid en Justitie en de KNMG. De handreiking is gebaseerd op een analyse van de wetsgeschiedenis, de oordelen van de Regionale toetsingscommissies, jurisprudentie, literatuuronderzoek en knelpunten uit de praktijk.
Euthanasie en dementie. Dementie is op zichzelf geen reden om een euthanasieverzoek in te willigen. De patiënt zal duidelijk moeten maken, wat voor hém in deze situatie het lijden ondraaglijk maakt. Het is daarom van het grootste belang, dat arts en patiënt hierover tijdig met elkaar in gesprek gaan.
In het algemeen kan euthanasie alleen plaatsvinden in de beginfase van dementie, wanneer de patiënt nog in staat is met de arts te communiceren over de euthanasiewens en de ondraaglijkheid van het lijden. Het lijden bestaat in deze fase vaak uit het ervaren van geestelijke aftakeling en het verlies van onafhankelijkheid of de angst daarvoor. Een schriftelijk euthanasieverzoek kan dan behulpzaam zijn, omdat de geestelijke vermogens van de patiënt sterk kunnen wisselen en afnemen. Om die reden raadt de KNMG artsen aan om tijdig een onafhankelijk consulent, vaak een SCEN-arts, te raadplegen.
(Bron KNMG - 2016)
Geschat aantal euthanasiegevallen per jaar
In 2014 werd 81 keer melding gedaan van euthanasie bij een patiënt met dementie. Dit is een daling ten opzichte van 2013, toen er 97 meldingen werden gedaan. Zie voor meer cijfers over euthanasie het factsheet (pdf 7 pagina’s). Bij patiënten met gevorderde dementie is de afweging, of voldaan is aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen voor euthanasie veel complexer. Veel patiënten met gevorderde dementie lijken immers niet meer te lijden aan de dementie, of hun situatie. Patiënten geven in die situatie vaak met woord, of gebaar ook aan dat zij geen euthanasie meer willen. De uiting van de patiënt op dat moment zal door de arts over het algemeen belangrijker worden geacht dan wat de patiënt daarover eerder in een schriftelijk euthanasieverzoek heeft opgeschreven.
Artsen mogen geen euthanasie uitvoeren als niet duidelijk is, dat de patiënt uitzichtloos en ondraaglijk lijdt. Als er bij patiënten met gevorderde dementie geen uiterlijke tekenen van lijden zijn mag de euthanasie dan ook niet meer uitgevoerd worden, ook niet als de patiënt van tevoren een schriftelijke wilsverklaring heeft opgesteld. Er kan dan immers niet meer worden vastgesteld, of voldaan is aan het criterium uit de euthanasiewet van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. In die gevallen zal de schriftelijke wilsverklaring vooral een richtsnoer voor de arts zijn om levensverlengende behandelingen niet meer te starten of die te staken.
Uitzonderlijke situaties. Er kunnen zich echter zeer uitzonderlijke situaties voordoen, waarin de patiënt naast de dementie ondraaglijk lijdt aan bijkomende lichamelijke klachten zoals ernstige benauwdheid, of pijn. Ook angst, agressie, of onrust kunnen bijdragen aan ondraaglijk lijden. In die zeldzame gevallen kan een arts gehoor geven aan het euthanasieverzoek, ook als de patiënt dit niet meer in woord, of gebaar kan bevestigen. Ook in die situaties hechten artsen en toetsingscommissies er echter aan, wanneer er als bevestigend te beschouwen verbale en non-verbale communicatie bestaat, zoals knikken, handdrukken, gelaatsuitdrukkingen, klanken, gebaren, of uitspraken.
Als een arts niet meer bij de patiënt kan nagaan, of de doodswens nog bestaat en of deze ondraaglijk lijdt, zal de arts over het algemeen niet bereid zijn de euthanasie uit te voeren. Ook zal een arts over het algemeen niet bereid zijn euthanasie uit te voeren op basis van een schriftelijke wilsverklaring als die daarover niet regelmatig met de patiënt heeft gesproken. Daarom is het van het grootste belang, dat arts en patiënt tijdig met elkaar in gesprek gaan over het naderende levenseinde. Ook is het van belang, dat een schriftelijke wilsverklaring actueel gehouden wordt, zodat duidelijk is, dat de wensen van de patiënt sindsdien niet veranderd zijn en de patiënt weet hoe de arts hier tegenover staat.
In de samenleving bestaat soms het misverstand, dat mensen daadwerkelijk euthanasie zullen krijgen louter op basis van een schriftelijk euthanasieverzoek. Dat is niet het geval: een schriftelijk euthanasieverzoek is geen garantie voor euthanasie. Het is wel een belangrijk document, omdat het gelegenheid biedt voor arts en patiënt om met elkaar in gesprek te gaan en omdat het de naasten en de arts houvast en richting geeft bij de keuze voor de zorgverlening als de patiënt hier zelf niet meer over kan communiceren.