Veel gezinnen met jonge kinderen verlaten Amsterdam
Nieuws -> InformatiefBron: CBS
28-06-2019
In 2018 verhuisde 12 % van de gezinnen met kinderen jonger dan vier jaar uit Amsterdam naar een andere gemeente. Ook uit de andere drie grote steden vertrokken wederom meer jonge gezinnen dan uit kleinere gemeenten. Gezinnen met een hoger inkomen verlaten de grote stad het vaakst, evenals gezinnen zonder migratieachtergrond. Dat blijkt uit een nieuwe analyse van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Uit Den Haag vertrokken de laatste jaren maar iets meer jonge gezinnen dan uit de middelgrote gemeenten, 6 procent in 2018. Uit Amsterdam vertrokken relatief de meeste jonge gezinnen, bijna 12 procent. Utrecht (9 procent) en Rotterdam (8 procent) zitten ertussenin. Het vertrekpercentage van jonge gezinnen uit de stad nam vanaf 2014 elk jaar toe en daalde in 2018 licht. De vertrekcijfers liggen nog steeds op of boven het langjarige gemiddelde van voor 2009. Tijdens de economische crisis verhuisden minder mensen. Gezinnen verhuizen vooral als de kinderen nog niet naar de basisschool gaan, met name naar kleinere gemeenten in de regio. Uit alle vier de grote steden vertrokken meer gezinnen naar andere gemeenten dan andersom.
(Bron CBS - 2019)
Gezinnen in grote steden die in 2018 zijn verhuisd
Meestal verhuisd zonder kinderen. In bijna alle Nederlandse gemeenten verhuizen stellen met kinderen veel minder dan stellen zonder kinderen. De grote steden, en vooral Amsterdam, vormen hierop een uitzondering. Amsterdam is de enige gemeente waaruit jonge gezinnen vaker vertrekken dan stellen tot 40 jaar zonder kinderen. Uit Rotterdam en Utrecht vertrekken jonge gezinnen bijna net zo vaak als stellen zonder kinderen. Het patroon in Den Haag lijkt het meest op dat in middelgrote en kleine gemeenten: jonge gezinnen verlaten de gemeente aanzienlijk minder vaak dan stellen zonder kinderen. Uit eerder onderzoek van het CBS bleek dat 27 procent (Den Haag) tot 40 procent (Amsterdam) van de gezinnen binnen vier jaar na de geboorte van het eerste kind uit een van de grote steden verhuisde.
Geen tuin en weinig kamers. Mogelijke redenen voor het vertrek van gezinnen uit de grote steden zijn onder andere een tekort aan woonruimte of het ontbreken van een tuin. Uit het onderzoek WoON2018 van BZK en CBS blijkt dat gezinnen in de grote steden die geen tuin of (te) weinig kamers hebben vaker willen verhuizen dan gezinnen met een tuin of voldoende woonruimte. Van de gezinnen in de grote steden die een tuin hebben, gaf 12 procent in het onderzoek aan binnen twee jaar te willen verhuizen, zonder tuin was dat 29 procent. Gezinnen met een woning met meer kamers dan gezinsleden hadden minder vaak een verhuiswens (11 procent) dan gezinnen met minder kamers dan gezinsleden (39 procent).
In Amsterdam wonen naar verhouding de meeste gezinnen met kinderen in een woning met minder kamers dan gezinsleden (25 procent). In Utrecht was dat met 10 procent veel lager en is het vergelijkbaar met de woningen van gezinnen buiten de vier grote steden (6 procent). De woonruimte van gezinnen in Rotterdam en Den Haag ligt tussen die in Utrecht en Amsterdam in. Amsterdamse gezinnen hebben niet alleen de minste woonruimte, zij hebben ook minder vaak een tuin dan gezinnen in andere gemeenten. Van de gezinnen in Amsterdam heeft 46 procent een tuin. Het verschil met Utrecht is groot: 84 procent van de Utrechtse gezinnen heeft een tuin. Ook wat dit betreft lijkt Utrecht meer op de overige gemeenten dan op de andere grote steden. Rotterdam en Den Haag liggen ook wat betreft gezinnen met een tuin tussen Amsterdam en Utrecht in.
Hoe hoger het huishoudensinkomen van jonge gezinnen is, hoe groter de kans dat zij vanuit de grote steden naar een andere gemeente verhuizen. Van de jonge gezinnen die behoren tot de hoogste 20%-inkomensgroep verhuisde 11 procent in 2018 vanuit een van de vier grote steden naar een andere gemeente. Bij de laagste 20%-inkomensgroep was dit 5 procent. Verhuizingen binnen de grote steden hangen niet af van het inkomen van jonge gezinnen. Minder welvarende jonge gezinnen blijven dus na een verhuizing vaker in de grote stad wonen. Bij jonge gezinnen die wonen in kleinere gemeenten is het beeld omgekeerd. Minder welvarende gezinnen verhuizen daar juist vaker dan rijkere gezinnen naar een andere gemeente.
Gezin met migratieachtergrond blijft vaker in de stad. Jonge gezinnen met een migratieachtergrond verhuizen minder vaak uit de grote stad. Van de gezinnen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond verhuisde 4 procent vanuit een van de vier grote steden, tegen 12 procent van de jonge gezinnen zonder migratieachtergrond. De verhuizingen van gezinnen met Surinaamse of Antilliaanse achtergrond lagen daartussenin. Ook als rekening wordt gehouden met verschillen in huishoudensinkomen en eigendom van de woning blijft het zo dat jonge gezinnen met een migratieachtergrond vaker in de grote steden blijven wonen dan jonge gezinnen zonder migratieachtergrond. De jonge gezinnen met migratieachtergrond verhuizen wel wat vaker binnen de grote steden. Jonge gezinnen zonder migratieachtergrond die in kleinere gemeenten wonen, verhuizen juist minder vaak naar andere gemeenten dan jonge gezinnen met een migratieachtergrond.