Bijgewerkt: 21 november 2024

Hofstede Overmeer - 1730

Foto's -> Gebouwen -> Buitenplaatsen

Hofstede Overmeer
(Bron: Privé Collectie - Foto Amstelveenweb.com - 2015)

'Den Hofstede Overmeer'
Ets van Abraham Rademaker uit 'Hollands Arcadia of de vermaarde Rivier den Amstel', 1730.

Geschiedenis van Overmeer
(Bron tekst uit: Amstelveen acht eeuwen geschiedenis - Groesbeek)

De naam ontleende dit buiten aan zijn ligging tegenover de ringsloot Diemer- of Watergraafsmeer.  De oudst bekende eigenaar is Hendrik Dircsz. Spiegel, die geboren was in 1598 als zoon van Dirk Arentsz, gezegd Spiegel, en Lysbeth Willemsdr. Bogaert. Van beroep was Hendrik zeepzieder. Hij bezat dan ook de zeepziederij ‘de drie Spiegels’ op de Keizersgracht. Aanvankelijk woonde hij op de Nieuwendijk, later op het Rokin in Amsterdam. Hij overleed in 1667, na tweemaal gehuwd te zijn geweest. Eerst met Margaretha van Heuvel, daarna (in 1628)  met Cornelia Francx.

Het drukke stadsleven deed hem ook als zovele andere Amsterdammers, een buitenverblijf aan de Amstel stichten, waaraan hij de naam ‘Overmeer’ gaf. Van wie hij het daarvoor benodigde terrein kocht, hebben we niet kunnen ontdekken. Eigenlijk merken we van ‘Overmeer’ pas iets in de acten als Hendrik al dood is. Zijn weduwe behoudt het buiten zolang zij leeft en eerst haar kinderen en kleinkinderen gaan (op25 augustus 1681) tot verkoop over.

We verzuimden te vermelden dat Hendrik Spiegel ook tal van ambtelijke functies bekleedde. Hij was o.a. raad, schepen en burgemeester van Amsterdam. Een niet te versmaden bijverdienste zal zijn functie van bewindhebber van de O.I. Compagnie hem opgeleverd hebben.

Uit de omschrijving ‘een hofstede, genaamd Overmeer, met de huijsinge’ en uit de prijs die Dirk Mels, koopman te Amsterdam ervoor betaalde (ƒ 5.400,-), zou men kunnen afleiden, dat het geheel nogal bescheiden was opgezet. Als men de huurwaarde van de verschillende buitenplaatsen in 1732 vergelijkt, dan blijkt de huurwaarde van ‘Overmeer’ gelijk te zijn aan die van ‘Meermond’, namelijk ƒ 84,-. ‘Meerhuizen’ en ‘Borssenburg’ doen ƒ 100,- per jaar, terwijl ‘Welna’, ‘Trompenburg’ en ‘Voorbreed’ daar nog met ƒ 10,- boven uitkomen. Zij doen namelijk ƒ 110,- per jaar. Enkele naamloze huizen, dichter bij de stad toe, doen in hetzelfde jaar ƒ 130,-  en ƒ 200,- aan huur.

De boedel van Dirk Mels werd echter in 1706 in staat van faillissement verklaard. Daar zijn weduwe, Matta van der Vult, prijs stelde op behoud van ‘Overmeer’, verkocht de curator over de boedel haar het huis op 22 maart 1706 voor ƒ 6.600,-. Onverklaard bleef het, dat zij het precies zeven dagen later met een verlies van ƒ 600,- weer aan Ed. Arnoldus Wittebol Vederman overdeed. Voor hem zal de bouwmeester Simon Schijnvoet de ‘tuincieraden’ ontworpen hebben, die op het buiten aanwezig waren.

Heer Arnoldus was gehuwd met juffr. Susanna Sprong en overleed op St. Nicolaasavond, anno 1743. De executeur testamentair en de voogden over de onmondige erfgenamen haastten zich ‘Overmeer’ van de hand te doen. Koper wordt op 4 mei 1744 Jan Haka. Hoewel het woord ‘hofstede’ nu aangevuld is met ‘heerenhuijzinge’ behoeft hij er slechts ƒ 5.200,-  voor te betalen. Zijn erfgenamen dragen ‘Overmeer’ op 7 juli 1760 voor ƒ 6.500,-  over aan Jan Jacob Lindeman. Diens weduwe Anna Vignerus, zal op 23 juli 1806 pijnlijk  de ongunst der tijd ervaren, want bij verkoop brengen de ‘heerenhuizing, stalling en thuijnmanswoning’ nog geen ƒ 3.000,- op. Maar de koper was dan ook de Amsterdamse makelaar Johannes Buijs, die het waarschijnlijk wel kocht om er aan te verdienen. Toch moet hij tien jaar wachten voor hij zijn ƒ 1.000,- winst kan realiseren, want pas op 8 november 1816 toucheert hij deze van de ‘president van het gemeente bestuur van Bodegraven’, Dirk Stoop geheten. Maar voordat de registratie van dit transport heeft plaatsgevonden, is Buijs reeds overleden, zodat zijn erfgenamen deze formaliteit pas in 1819 vervullen. Dirk Stoop  verkoopt het buiten op 10 juni 1825 voor slechts ƒ 3.000,- aan Hendrica Adriana Dijk, weduwe van Johannes van Dijk.

Cornelis Gimpel weet ons te vertellen, dat ter plaatse in 1824 zich een ‘ros- of paardenmolen tot het bemalen van snuiftabak’ bevond. Ook lezen we bij hem, dat ‘de hofstede met derzelver gebouwen en verdere getimmerten, bepoting en beplantingen, ingericht tot herberg, genaamd Overmeer, aan de Amsteldijk tegenover ‘Schulpbrug’ in 1863 voor ƒ 4.000,- verkocht werd en dat ‘Overmeer’ in 1912 de som van ƒ 49.600,- opbracht. Er werd toen een bloemkwekerij in gevestigd.


Klik hier voor andere foto's in de categorie Gebouwen