De Herman Höftenlezing 2025
Nieuws -> PolitiekBron: GroenLinks PvdA.nl
28-01-2025
Sinds 2008 organiseert de PvdA-Almelo ieder jaar de Herman Höften lezing. Herman Höften was ruim 30 jaar raadslid en had in alle geledingen van onze maatschappij zijn invloed. Hij was een sociaaldemocraat in hart en nieren. Nadat hij in oktober 2007 overleed, besloot het bestuur van de lokale afdeling een jaarlijkse lezing te houden, die naar Herman Höften is vernoemd.
Op maandag 27 januari 2025 hield Habtamu de Hoop, Tweede Kamerlid en woordvoerder wonen voor GroenLinks-PvdA, de Herman Höften lezing. De lezing vond plaats in Leescafé Feijn Lunchen & Lezen in Almelo. U leest de spreektekst hier terug.
'Beste aanwezigen, partijgenoten, belangstellenden, en in het bijzonder de familie Höften. Het is een enorme eer hier vandaag deze lezing te mogen uitspreken. Nogal een rijtje namen is mij voorgegaan. Mensen die stuk voor stuk bewonderende woorden hebben gesproken over Herman. En terecht.
Want alhoewel ik eerlijk gezegd nog niet zo veel over Herman wist, begrijp ik al die woorden van bewondering inmiddels heel goed. Ik leerde dat Herman ongekende moed heeft getoond in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik leerde over het hier in Almelo beroemde verhaal van de grootste bankoverval in onze geschiedenis. Over de 46 miljoen gulden die Herman met anderen in het verzet buitmaakte.
Een heldhaftige actie, waarop Herman zelf later broodnuchter terugblikte: ‘Ach, we waren nog snotneuzen in die tijd. Begin twintig. Op die leeftijd ben je niet bang…’ Ik leerde verder dat Herman zich liefst dertig jaar in de gemeenteraad van Almelo heeft ingezet voor de stad en haar mensen. Ik leerde dat Herman een loepzuivere antenne had voor alle vormen van onrechtvaardigheid. Dat hij zich onvermoeibaar en met een groot hart bekommerde om al die mensen die het allemaal niet komt aanwaaien in het leven. En ik leerde dat als hij hier nu had gezeten, hij bij zoveel lof waarschijnlijk had gezegd: ‘En nu is het wel weer welletjes, jongen’.
Verloren optimisme. Beste aanwezigen, elke generatie heeft haar eigen verhaal. Herman Höften werd geboren in het jaar 1920. Het jaar dat de Volkenbond die de vrede in Europa moet garanderen haar eerste vergadering houdt. Dat we in Nederland begonnen aan de Zuiderzeewerken en het inpolderen van het IJsselmeer… En een jaar nadat vrouwen in Nederland ein-de-lijk, het stemrecht kregen… Er heerst een breed beleefd gevoel van optimisme over de toekomst. Er heerst vertrouwen in vooruitgang.
(Bron Wikipedia - 2020)
Habtamu Emke de Hoop (Addis Abeba Ethiopië, 1998) is een Nederlands politicus en presentator. In 2017 werd hij het jongste raadslid van de gemeenteraad van Súdwest-Fryslân en in het daaropvolgende jaar ging hij aan de slag als presentator van het televisieprogramma Het Klokhuis. De Hoop werd als kandidaat voor de Partij van de Arbeid (PvdA) bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2021 verkozen als Tweede Kamerlid
De Hoop werd in Addis Abeba geboren, waar hij in een café te vondeling werd gelegd. Hij werd gevonden door politieagenten, die hem naar een weeshuis brachten, waar hij zijn voornaam kreeg. De Hoop is waarschijnlijk in maart 1998 geboren, maar zijn exacte geboortedatum is onbekend. Hij viert zijn verjaardag op 16 april. Toen hij acht maanden oud was, werd hij geadopteerd door een Fries stel. Hij groeide op in het dorp Wommels samen met een jongere adoptiebroer, die ook uit Ethiopië komt
Ik ben geboren in 1998. Het jaar waarin we geloofden dat het internet de luiken naar de hele wereld zou openen… Het jaar dat onze Partij van de Arbeid 45 zetels heeft en Wim Kok in het torentje zit. Het jaar dat Jeltje van Nieuwenhoven de eerste vrouwelijke Tweede Kamervoorzitter uit onze parlementaire geschiedenis wordt. …dat de economie groeit als kool en ze in het buitenland vol bewondering spreken van ‘The Dutch Miracle’…Én trouwens ook het jaar dat Dennis Bergkamp op het WK voetbal op magistrale wijze de 2-1 tegen Argentinië maakt.
Ik wil de jaren 90 niet platslaan, want toen werd ook de basis gelegd voor veel van onze problemen – luister maar naar Jan Marijnissen in die tijd. Maar wat je wel kan zeggen is dat veel mensen het gevoel hadden dat het de goede kant op ging en reden hadden tot optimisme. 1998 is mijn geboortejaar. Maar daar is ook wel alles mee gezegd. Het is een wereld waar ik niet in ben opgegroeid, en een wereld die vooral héél ver weg voelt. Ik ben volwassen geworden in een wereld van alsmaar groeiende zorgen over de toekomst. Van toenemende verdeeldheid en klimaatverandering…Van de coronacrisis en radicaal-rechtse verkiezingsoverwinningen. Van Brexit en een demagoog in het Witte Huis – nu voor de tweede keer.
Van de eerste loopgravenoorlog op het Europese continent sinds de Tweede Wereldoorlog – en het klinkt nog altijd even bizar om deze zin uit te spreken. Van steenrijke techmiljardairs met een onstilbare machtshonger aan de ene kant… en een enorme scheefgroei tussen arbeid en kapitaal aan de andere kant. Van het wegvallen van zekerheden die onwankelbaar leken: een betaalbaar huis, een toereikend salaris, een leraar voor de klas en een ziekenhuis in de buurt. Mijn generatie heeft het moeilijker dan de generatie van onze ouders. En mijn generatie is er ook van overtuigd dat onze kinderen het nog een stukje zwaarder gaan krijgen. Begrijp me niet verkeerd: voor u staat een optimistisch, hoopvol mens.
Zo zit ik nu eenmaal in elkaar, het zal met m’n Friese inborst te maken hebben. En het zal ongetwijfeld ook te maken hebben met het geluk dat ik heb gehad te zijn opgegroeid in een liefdevolle ‘mienskip’. Dus maakt u zich geen zorgen: wat mij betreft sluiten we de avond straks ook optimistisch en hoopvol met elkaar af. Een nieuwe generatie sociaaldemocraten
(Foto GroenLinks-PvdA - 2025)
Op maandag 27 januari 2025 hield Habtamu de Hoop, Tweede Kamerlid en woordvoerder wonen voor GroenLinks-PvdA, de Herman Höften lezing. De lezing vond plaats in Leescafé Feijn Lunchen & Lezen in Almelo
Maar vrienden, jullie mogen best weten dat hier ook iemand staat die zich grote zorgen maakt over de toekomst. En ik kan me zo inbeelden dat ik niet de enige in de zaal ben met zulke gevoelens. Voor iedereen die optimistisch wil zijn, die wil geloven in vooruitgang… Voor iedereen die het idee koestert dat het station van aankomst van de ene generatie, het vertrekstation van de volgende behoort te zijn… Voor al die mensen zijn het verdraaid moeilijke tijden.
En toch wil ik vandaag een optimistisch verhaal vertellen. Ja, we hebben de afgelopen anderhalf jaar wat voor de kiezen gehad. En ik begrijp de gevoelens van moedeloosheid bij mensen aan progressieve zijde heel goed. Ondanks onze eigen zetelwinst keek ik in november 2023 ook vol ongeloof naar de verkiezingsuitslag. En eerlijk: misschien zijn we te lang in dat gevoel blijven hangen. Maar ik weet ook dat we er geen steek verder mee komen, we zullen uit het dal moeten klimmen, stap voor stap. Elke progressieve beweging in de geschiedenis heeft haar succes te danken aan haar vermogen mensen te inspireren met optimisme. Met hoop en vertrouwen in vooruitgang.
Elke progressieve beweging in de geschiedenis is gebouwd op verbeelding: de basis voor elke wezenlijke vorm van verandering. Als ik om me heen kijk, dan zie ik een nieuwe generatie binnen onze partij die heel graag zou zien dat de sociaaldemocratische beweging weer durft te dromen. Recht tegen geestdodende nuchterheid en het cynisme in. Juist omdat ze zien hoe het er met de wereld aan toe is. Weet je, je zou kunnen zeggen dat je twee smaken sociaaldemocratie hebt. De ene smaak is de sociaaldemocratie die zichzelf bescheiden opstelt, misschien wat zuinigjes is als het gaat om grote vergezichten. De sociaaldemocratie die vooral hecht aan goed bestuur. En die sociaaldemocratie heeft haar waarde, zeker in een politiek landschap waar de kaarten nu eenmaal rechts zijn verdeeld, zo nuchter ben ik ook wel weer.
Maar er is ook een andere smaak: een sociaaldemocratie die mij persoonlijk meer aanspreekt en waar een nieuwe generatie sociaaldemocraten ook naar snakt. Een idealistische sociaaldemocratie die erop gebrand is met haar idealen de grootst mogelijke meerderheid te mobiliseren. Vanuit de gedachte dat niemand op weg naar de toekomst in de greppel mag belanden. Een sociaaldemocratie die wel degelijk gelooft in maakbaarheid, in het idee dat we de wereld samen maken. Óf breken.
Voorop: Joop den Uyl. De man die niet voor niets in de jaren 70 de verbeelding ‘aan de macht’ wilde. Die pleitte voor een gelijke verdeling van kennis, macht en inkomen zolang – en ik citeer – ‘de ongelijkheid zo groot, de macht zo ongelijk verdeeld, [en] de achterstand zo diep is ingebrand in onze samenleving.’ De man die vol vuur als een soort seculiere dominee achter de katheder de mensen bleef herinneren aan waarom ze daar eigenlijk in al die zaaltjes, zalen en congreshallen bij elkaar stonden.
Onze opdracht. Wat mij betreft omarmen we de optimistische sociaaldemocratie waar Joop Den Uyl symbool voor stond weer ten volle. En geven we in die geest even krachtige woorden aan onze droom, ons ideaal. Wat mij betreft luidt die droom als volgt: een vrij, zeker en gelijkwaardig bestaan voor ieder mens. Vrij om het leven naar eigen inzicht te kunnen vormgeven. Zeker van de solidariteit van anderen als het leven tegen zit. En gelijkwaardig, omdat ieder mens gelijke kansen verdient om iets van het leven te maken. Is in onze samenleving iedereen vrij? Is iedereen zeker? Is iedereen gelijkwaardig? Kijk om je heen. Nog lang niet.
En vrienden, en dat brengt me bij onze opdracht. Want idealisme moet altijd gepaard gaan met handen uit de mouwen. Ik zie vier grote opdrachten voor me:
Het in ere herstellen van de volkshuisvesting;
Het bouwen aan publieke voorzieningen voor liefdevolle gemeenschappen;
Het vergroten van de bestaanszekerheid van iedereen;
En tot slot: het bouwen aan een krachtige nieuwe sociaaldemocratische beweging;
Volkshuisvesting. Laat me beginnen bij de volkshuisvesting. Het kroonjuweel van de sociaaldemocratie, als je het mij vraagt. Het absolute symbool van ons ideaal van een vrij, zeker en gelijkwaardig bestaan voor ieder mens. In de vorige eeuw schetsten rode pioniers en hervormers als Hendrik Spiekman, Floor Wibaut en Arie Keppler de contouren van prachtige wijken vol ‘arbeiderspaleizen’. Dat deden ze omdat ze de realiteit van armoede en ongelijkheid niet accepteerden als natuurwet. Omdat ze verkrotting niet zagen als iets wat nu eenmaal bij een onvolmaakte wereld hoort.
Omdat ze zich een wereld voorstelden waarin iedereen een vrij, zeker en gelijkwaardig bestaan kon leiden. Maar wat ligt dat ideaal nog ver achter de horizon. We zijn de afgelopen decennia getuige geweest van het verval van de volkshuisvesting. Een betaalbare, mooie woning is een luxe object geworden. En vaak een speeltje voor de investeringsmarkt. Terwijl de laagste inkomens geen sociale huur kunnen vinden en de middenklasse door torenhoge huren steeds moeilijker rond kan komen, lopen beleggers volledig binnen. Je zou zeggen: tijd om het roer definitief om te gooien. Maar dat gebeurt niet. Waarom?
Omdat het beleid nog steeds gericht is op het faciliteren van de markt in plaats de behoeften van mensen. Voor ultraliberalen als Stef Blok is de woningmarkt af, maar de volkshuisvesting is stuk en niet zo’n beetje ook. Al jaren gaat het over het bouwen van 100.000 woningen per jaar, al jaren komen we niet verder dan 70.000. De wachtrij voor een sociale huurwoning is onacceptabel lang. Nijmegen veertien jaar, Middelburg zeven jaar, Brummen elf jaar. Amsterdam dertien jaar. En ook in Almelo sta je tegenwoordig ruim vier en een half jaar in de wachtrij.
Het zou niet mogen, want de kern van een zeker bestaan is een dak boven je hoofd. Iedereen verdient een plek waar je tot rust kan komen. Een plek waar je kunt dromen en successen viert. Waar je je veilig voelt en terug kunt trekken als het ook even niet zo goed gaat. Toch gaat het huidige kabinet – eigenlijk in niets vernieuwend – door op oude voet. De recente woontop was een overduidelijke voortzetting van deze houding: projectontwikkelaars en verhuurders zaten aan tafel, de Woonbond, de vertegenwoordiger van alle huurders, werd niet gehoord.
Minister Keijzer stelde bovendien de afspraken over de betaalbaarheidsafspraken opnieuw ter discussie, afspraken die moeten zorgen voor genoeg sociale huur en betaalbare koopwoningen. En zo gaat de uitverkoop van onze volkshuisvesting door. En niemand die in het kabinet zegt: ‘Ho eens, dit gaat zo niet langer.’ Ook niet de PVV overigens, die wat mij betreft genadeloos door de mand valt. Grote woorden tijdens de campagne, maar eenmaal aan de macht blijkt de partij van Wilders niet meer dan een bijwagen van de VVD.
De PVV beloofde de huren met 20% te verlagen: kiezers kregen de grootste huurstijging van de afgelopen 30 jaar. De PVV beloofde meer betaalbare koopwoningen te bouwen: kiezers zien dat de huizenprijzen historisch zijn. Wilders blijft dus toch vooral een geradicaliseerde VVD-er.
Ik zal niet ontkennen dat het tekort aan woningen inmiddels de aandacht heeft van ongeveer alle partijen. Maar tja: ‘In gelul kun je niet wonen’. Wat wij sociaal-democraten moeten doen is vooroplopen bij het in ere herstellen van onze volkshuisvesting. Dat vraagt om een overheid die het stuurwiel overneemt en ervoor zorgt dat er genoeg woningen worden gebouwd. Het mooie is: we hebben het eerder gedaan. We weten dat het kan.
Na de Tweede Wereldoorlog stampten woningbouwverenigingen met hulp van de overheid honderdduizenden woningen uit de grond. En recenter: in de jaren 80 van de vorige eeuw besteedde de overheid 8% van haar begroting aan de woningbouw, om de grote woningnood die was ontstaan te bestrijden. Vandaag is dat slechts – moeten jullie raden – 1,6%. Meer bouwsubsidies leidden tot een inhaalslag in de woningbouw met als hoogtepunt het jaar 1990 en de bouw van liefst 101.000 woningen. En dat waren geen blanco cheques voor ontwikkelaars zoals nu soms het geval is. Het gebeurde onder voorwaarde dat de huren beperkt bleven met een garantie op een goed rendement door de overheid.
Het kan dus wel. Maar dan moeten we woningbouwcorporaties weer lucht geven. Dat betekent dat we idiote belastingen voor corporaties moeten afschaffen. De verhuurdersheffing is dan misschien afgeschaft, maar jaarlijks betalen zij nog altijd 1.5 miljard aan winstbelasting. Waarom toch in godsnaam? Schaf deze laatste belastingen af. En laat woningbouwcorporaties doen waar ze goed in zijn: betaalbare woningen bouwen in het publieke belang.
Bovendien moeten we het huren van een sociale woning uit het verdomhoekje trekken. Tegenwoordig spreken we over scheefhuren als mensen met een bovenmodaal inkomen in een sociale huurwoning zitten. Ik zal u vertellen wat scheef is: dat sociale huurwoningen tegenwoordig bijna niet meer toegankelijk zijn voor een docent, verpleegkundige of politieagent. We jagen de mensen met de meest waardevolle beroepen onze steden uit. On-be-staanbaar. Waarom kiezen we niet voor een maximale prijs voor elke huurwoning, passend bij de kwaliteit?
Waarom zorgen we er niet voor dat gemeenten na een half jaar leegstand zélf een huurder toewijzen aan een woning, als de verhuurder dat vertikt? En waarom stoppen we niet met accepteren dat verhuurders zich gedragen als profiteurs in plaats van huisvesters?
Laten we een openbaar register oprichten waarin verhuurders die slecht gedrag vertonen met naam en toenaam worden vermeld. Want het is bizar dat mensen in de schimmel wonen… Dat ze geïntimideerd worden of met een kapotte geiser zitten die niet wordt gerepareerd. Wat zijn we dan in hemelsnaam aan het doen? Wat zijn we in hemelsnaam aan het doen in een land waar het geld nog altijd tegen de plinten klotst?
Vrienden, tot slot moeten we starters de hand reiken. Een eigen woning is voor hen onbetaalbaar. De twintigers en dertigers die staan te springen om een zelfstandig bestaan op te bouwen. Daar moet iets aan gebeuren. En dat kan ook. Als we durven te doen, waar het kabinet-Den Uyl in 1977 jammer genoeg over viel: actieve grondpolitiek. De overheid moet weer grond in publieke handen krijgen. Grondspeculanten moeten worden belast, met een planbatenheffing.
En na de stikstofuitspraak afgelopen week moet zelfs Mona Keijzer toch inzien dat het verstandig is om landbouwgrond te bestemmen voor woningbouw. Een overheid die grond beschikbaar stelt tegen een lage prijs, maakt dat er echt betaalbare starterswoningen kunnen worden gebouwd. Daarmee geven we jongeren de kans om hun achterstand in te halen. En voorzien we toekomstige generaties van sterke schouders waarop onze samenleving kan bouwen. Publieke voorzieningen voor liefdevolle gemeenschappen
Beste mensen, wat mij betreft zijn dat de eerste stappen op weg naar het in ere herstellen van onze volkshuisvesting. Misschien dat ze door sommigen als vergaand worden gezien. Dat is dan maar zo. Zo’n fundamenteel vraagstuk vraagt fundamentele veranderingen. En dat brengt me bij onze tweede opdracht: publieke voorzieningen voor liefdevolle gemeenschappen. Want wat we bij de volkshuisvesting hebben gezien… is ook gebeurd met onze publieke voorzieningen.
We hebben voor maar vooral ná de Tweede Wereldoorlog onze verzorgingsstaat opgebouwd. En we hebben allerlei verschillende publieke voorzieningen opgetuigd. Onderwijs, zorg, infrastructuur. De gedachte luidde: de overheid zorgt voor de basis, want alleen de overheid kan die basis fatsoenlijk garanderen.
Maar dat veranderde in de jaren ‘80. Toen ontstond het idee: de overheid moet zich terugtrekken en investeren daar waar de groei zit, niet waar de kansen afnemen. ‘Don’t back the losers, but pick the winners’ , Shell-topman Gerrit Wagner wist dat neoliberale matra heel goed aan toenmalig premier Lubbers te verkopen. Floor Milikowksi schrijft er heel scherp over in haar boek Een klein land met verre uithoeken. En zo werden veel regio’s verwaarloosd. En mensen haakten af. De overheid verdween uit hun dorp. De jeugd trok er weg. En winkelstraten werden steeds leger. Regio’s door het hele land zitten in een negatieve spiraal.
Kijk naar het openbaar vervoer. Voor veel mensen is reizen met het OV of de auto overigens überhaupt al te duur. De afgelopen vijf jaar verdwenen in Nederland meer dan 1500 bushaltes. En ondanks de grote beloftes van NSC en BBB om te investeren in regionaal openbaar vervoer is er door dit kabinet precies 0,0 euro extra uitgetrokken. Of je nu in Almelo of Amsterdam woont, opgroeit in Wommels of Wageningen, iedereen zou binnen drie kwartier op school, ziekenhuis of in de supermarkt moeten kunnen zijn. Een basisrecht zou je zeggen, maar dat is het nu niet. Goede verbindingen zijn een voorwaarde om hier in vrijheid te kunnen leven. Goede verbindingen zijn een voorwaarde om gelijkwaardig mee te kunnen doen. Voor sommige mensen betekent geen bus letterlijk: geen baan.
Maar al die belangrijke verbindingen onder druk. Ook hier moet het roer om. Waarom dwingen we provincies toch om het openbaar vervoer uit te besteden aan commerciële partijen? Laten we daar nou eens mee ophouden. Als het aan mij ligt geven we ze de mogelijkheid om weer hun eigen ov-bedrijf op te richten, een voorstel dat ik samen met NSC ga proberen door beide kamers te loodsen. Zo kunnen ze beter inspelen op lokale behoeften en zijn ze minder afhankelijk van rendement. Net als bij de volkshuisvesting moeten we weer het publieke belang durven claimen. En dus is het tijd om aan te sturen op een trendbreuk in het openbaar vervoer.
Publieke voorzieningen bieden de zekerheid van een stevige basis en houden gemeenschappen bij elkaar. De liefdevolle gemeenschappen die het bindweefsel van onze samenleving zijn… Want hoe kwetsbaar onze samenleving dan soms ook moge lijken, het is geen vaasje. Onze beschaving is geen dun laagje vernis: het is een dikke vetlaag. Een dikke vetlaag bestaand uit een grote meerderheid goedwillenden mensen. Zij delen de warmte. Zetten elke dag hun beste beentje voor. Zijn altijd bereid een ander te helpen.
Gemeenschapszin, naoberschap, mienskipsgevoel. Het is onze gezamenlijke traditie, en vooral ook een rode traditie. In een liefdevolle gemeenschap, in een mienskip gaat het er niet om waar je vandaan komt. Het gaat er om of je meedoet en mee kán doen. Dat vormt een oprjochte Fries. Ik weet er alles van. Bestaanszekerheid.
Beste aanwezigen, onze derde opdracht gaat over bestaanszekerheid. Ja, als je niet oppast een modewoord, waar je van alles aan op kunt hangen. En rechtse partijen pretenderen het tegenwoordig ook maar al te graag na te streven… Toch zou het een van de uitgangspunten van onze politieke agenda moeten vormen. Als sociaaldemocraten hebben we in het verleden grote dingen bereikt als het gaat om bestaanszekerheid. De AOW is misschien wel het beste voorbeeld. Nog steeds is de armoede onder ouderen in Nederland vele malen lager dan bijvoorbeeld in ons buurland Duitsland. We kozen voor een eenvoudige uitkering die voor alle ouderen, rijk of arm, beschikbaar werd gesteld. Universeel, onvoorwaardelijk, voor iedereen gelijk. Maar denk ook aan onze inzet op het beschermen van werknemersrechten. Aan de veertigurige werkweek. We staan op schouders van reuzen die hebben gestreden voor verworvenheden die we nu heel gewoon vinden. Daar mogen we trots op zijn, maar het mag niet tot geestdodende tevredenheid leiden.
Integendeel, want we hebben gezien dat er nieuwe breuklijnen zijn ontstaan in onze samenleving. Mensen met de laagste lonen zijn er door dit kabinet op achteruit gegaan. Parttimers gaan er flink op achteruit. En zelfs mensen met een arbeidsbeperking gaan er tientallen euro’s per maand op achteruit.
Dit kabinet bevriest niet de huren, ze bevriezen de kinderarmoede. 230.000 kinderen zijn het kind van de rekening. Ik maak mij grote zorgen over de breuklijnen die nu dwars door onze samenleving lopen, vaak langs lijnen van opleidingsniveau, soms ook geografisch. We zijn het aan onze stand verplicht zijn om al het mogelijke te doen om dit tij te keren. Ons verhaal is eenvoudig. Het gaat over het eerlijk delen van het geld. Om de herverdeling van inkomen en vermogen die in Nederland internationaal gezien extreem ongelijk verdeeld is. Mijn visie is dat de overheid daar stevig moet ingrijpen, zeker in het tijdperk van de techmiljardairs en de techrevolutie. We moeten ervoor zorgen dat alle rijkdom en alle voordelen eerlijk worden verdeeld, dat niemand achterblijft. We vragen iedereen om een eerlijk steentje bij te dragen en zorgen via ons belastingstelsel dat het terechtkomt bij de mensen die het het meest nodig hebben. Tot zover het bekende verhaal. Maar er is meer nodig.
Want deze boodschap komt bij een deel van Nederland – vooral mensen die de overheid helemaal niet vertrouwen – totaal niet aan. Zij vragen zich af: krijgt al dat het geld dat opgehaald wordt via belastingen ook een goede bestemming? En heel vaak denken zij van niet. Zij kijken met argusogen naar linkse politici zoals ik onder het mom ‘eerst zien dan geloven’. Uiteindelijk zijn er mensen die ‘voor het werk douchen en mensen die na het werk douchen’.
En ik moet bekennen dat ik toch echt bij de eerste categorie hoor. Toch maak ik met mijn collega’s voor degene die na het werk doucht, cruciale keuzes. Ze vragen zich af of politici zich nog wel in hen kunnen verplaatsen? En weet u, dat begrijp ik wel. De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen – natuurlijk. Maar het gaat niet alleen om de koek eerlijk verdelen. Het gaat ook om de dagelijkse kosten van het leven. De kosten voor het eigen risico, of de eigen bijdrage in de zorg. De prijs van het buskaartje of de benzine aan de pomp. De huur, de energierekening, de kinderopvang, de boodschappen.
Al die zaken waarvan veel mensen in Nederland zeggen: het is te duur, ik red het niet. Als we bestaanszekerheid serieus nemen dan moeten we ons dus niet verliezen in onze fixatie op herverdeling, hoe terecht ook. We zullen ook iets moeten doen aan de kosten van het leven. En dat betekent: zorgen voor voorzieningen die er voor iedereen zijn. Ongeacht je inkomen. Zo ging het ook met de AOW, die ouderen de garantie geeft van een fatsoenlijk inkomen voor de oude dag. En ja, de kritiek zal dezelfde zijn als destijds conservatieve stemmen hadden: er gaat geld naar mensen die het niet nodig hebben. Maar die AOW staat als een huis en blijft onverminderd populair.
Linkse samenwerking. Vrienden, dit zijn de drie opdrachten die ik voor me zie. Dan ben ik bij onszelf aanbeland: bij onze beweging. We zien allemaal dat GroenLinks en de Partij van de Arbeid naar elkaar toe zijn gegroeid. Wijlen Mathieu Segers heeft het prachtig geformuleerd: ‘Het spanningsveld tussen groene politiek om het klimaat te redden en rode politiek die ongelijkheid wil bestrijden beweegt zich naar een soort verzoening.’ Anders gezegd: herverdeling gaat tegenwoordig niet alleen maar over geld, maar ook over onze aarde.
Mensen met de kleinste portemonnee wonen in de meest tochtige huizen en de minst groene wijken. Klimaatrisico’s komen bij de armste mensen terecht, en op de armste continenten. De rijksten en machtigen op deze planeet, verantwoordelijk voor de meeste vervuiling, betalen ook de minste belasting. En alhoewel groen en rood in het publieke debat nog vaak tegenover elkaar uit worden gespeeld, ze gaan hand in hand. Voor mij is de sociaaldemocratie nooit exclusief eigendom van de Partij van de Arbeid geweest. GroenLinks hoort daar ook bij. Dat heb ik al sinds ik lid ben van onze partij gevonden. Ons ideaal van een vrij, zeker en gelijkwaardig bestaan voor iedereen gaat niet zonder politieke macht. Partijen zijn daarbij een middel, geen doel. Zeker, ik hecht aan de sociaaldemocratie.
Van het vernieuwende elan van Domela Nieuwenhuis en Pieter Jelles Troelstra, die op de 'fryske grûn'met allure mensen wisten te winnen voor hun socialistische ideeën. Van het feminisme van Hedy D’Ancona, de nuchtere strijdbaarheid van Ien Dales tot de verbindende daden en woorden van Job Cohen. Ze vertegenwoordigen waarden die ik koester en elke dag meeneem in het werk dat ik als Kamerlid mag doen. Maar ik koester geen nostalgie bij een bepaalde partijstructuur. Ik hecht aan een aantal politieke ideeën omdat ik ze wil realiseren.
Het gaat om de idealen. Dat was overigens ook de gedachte bij de oprichting van de Partij van de Arbeid. Het was een manier voor geestverwanten – van een vrijzinnige, christelijk-sociale of socialistische achtergrond – om een nieuwe politieke agenda te formuleren voor een nieuwe tijd. Jullie voelen misschien al een beetje aan waar ik heen wil. De paringsdans die we nu al een tijd aan het opvoeren zijn, heeft lang genoeg geduurd: het is tijd voor een nieuwe politieke partij. En wat mij betreft komt die er nog dit jaar.
Verenigd Links, Een Nieuwe Progressieve Alliantie, Samen Vooruit. Geef de naam eraan die je wil, het is de hoogste tijd. Omdat verdere samenwerking ons beter in staat stelt onze idealen te realiseren. Vrienden, ik sta hier gelukkig niet alleen in. Ik zie dat de linkse samenwerking door heel veel mensen wordt gezien als goed, als noodzakelijk, als iets ongelooflijk moois. Maar laat me ook een kritische noot plaatsen.
Want ik zie soms ook de neiging, zeker bij de Partij van de Arbeid, nog de neiging te blijven hangen in het verleden. De neiging om meewarig te verzuchten: ‘Hoe krijgen we die goeie ouwe Partij van de Arbeid weer terug?’ Om onszelf te pijnigen met de schuldgevoelens en verwijten over de verloren arbeidersklasse, die massaal zou zijn overgestapt naar rechts – noem het maar het Fortuyn-complex. Ik denk niet dat dat de weg vooruit is.
Als je aan een nieuwe beweging bouwt, moet je niet gefixeerd zijn op het verleden maar op de toekomst. Als je aan een nieuwe beweging bouwt dan zullen we elkaar moeten enthousiasmeren voor die toekomst.
Slot. Aan het begin van mijn lezing had ik u beloofd hoopvol en optimistisch te eindigen. En hoopvol en optimistisch ben ik, maar dat alleen is niet genoeg. Onze beweging vereist strijdbaarheid. Dat is mijn smaak sociaaldemocratie. En daar wil ik me samen met een nieuwe generatie sociaaldemocraten voor in zetten. Misschien dat ik ongeduldig ben omdat ik óók van een generatie ben die gewend is geraakt aan rechtse macht. Of het nu centrumrechts of radicaal rechts is: ik heb niet anders gekend. Maar ik ben ervan overtuigd dat de politieke vraagstukken van deze tijd niet door rechts opgelost gaan worden. Niet het in ere herstellen van de volkshuisvesting…Niet het bouwen aan publieke voorzieningen voor iedereen… Niet het vergroten van de bestaanszekerheid van mensen, waar hun wieg ook heeft gestaan. De weg vooruit is bouwen aan de toekomst van onze beweging.
De weg vooruit is vol zelfvertrouwen politiek te bedrijven. Niet voor onszelf, maar voor hen voor wie we het altijd gedaan hebben. Omdat we weer een beter land willen nalaten…Een samenleving, waarin iedereen vrij, zeker en gelijkwaardig is.
Voor mensen nu…… en voor de generaties die nog na ons komen. Samen kan het!'