Bijgewerkt: 21 november 2024

De Kerdijk lezing van Jesse Klaver in Den Haag

Nieuws -> Politiek

Bron: GroenLinks NL
07-10-2022

Arnold Kerdijk, geboren als Arnoldus Polak Kerdijk (1846 - 1905) was een Nederlands journalist en politicus. Kerdijk was een progressief liberaal en heeft in het laatste kwart van de 19de eeuw een actieve rol gespeeld in de Nederlandse politiek.

Sinds 2011 organiseert de Stichting Kerdijk Actueel jaarlijks een lezing. Doelstelling van de lezing is tweeledig. Enerzijds om de persoon van Mr  Arnold Kerdijk, een prominent politicus uit het einde van de 19de eeuw, onder het stof der geschiedenis vandaan te halen. Anderzijds omdat er evidente parallellen tussen de uitdagingen van onze huidige multiculturele maatschappij en de sociale kwestie van weleer bestaan en de stichting hierover het debat wil aanwakkeren.

Het is inmiddels een traditie geworden dat de kopstukken van de Nederlandse politiek tijdens de jaarlijkse Kerdijk lezing op inspirerende wijze hun visie op de toekomst uiteenzetten. Dit jaar werd de lezing verzorgd door de Groen Links fractievoorzitter Jesse Klaver. Op vrijdag 7 oktober 2022 heeft hij in zijn lezing met de titel 'Een nieuw begin: de belofte van linkse samenwerking' het verhaal geschetstschetsen, waarmee Nederland een nieuw tijdperk tegemoet kan treden. Na afloop van de lezing was er een paneldiscussie met de Amsterdamse wethouder Marjolein Moorman (PvdA), hoofdeconoom van ING Nederland Marieke Blom en oud PvdA leider Job Cohen.
De voordracht van de 6de Kerdijk lezing vond plaats om 18:00 uur in de Plein Zaal van Soci?teit de Witte in Den Haag. Martijn de Greve trad wederom op als gespreksleider en de muzikale omlijsting werd verzorgd door pianiste Eline Bergmann en sopraan Else-Linde Buitenhuis.


Foto Amstelveen
(Foto Gabriela Hengeveld/GroenLinks - 2020)

Jesse Klaver (1986) fractievoorzitter van GroenLinks

Jesse Klaver (1986) fractievoorzitter van GroenLinks: 'Één gedachte liet me in aanloop naar vanavond niet los: het is maar goed dat ze hebben doorgezet. Het is maar goed dat Arnold Kerdijk en andere linkse, progressieve leiders in de negentiende en twintigste eeuw hun strijd voor een socialer, vrijer en democratischer Nederland bleven voeren. Ondanks alle tegenstand. Want wat als ze hadden opgegeven?

Natuurlijk, het is speculatie. Maar ik durf de stelling wel aan dat veel van de verworvenheden waar onze opa’s en oma’s, onze vaders en moeders, én u en ik van hebben geprofiteerd, er dan niet waren geweest. Dat we geen algemeen kiesrecht hadden gehad. Dat sociale wetten om ons te beschermen tegen armoede en onzekerheid er dan niet of op z’n best pas veel later waren gekomen. Dat belastingen voor de rijken om de welvaart te delen slechts bij nobele intenties waren gebleven. Net als de achturige werkdag, het vrije weekend en het recht op een pensioen.

Gelukkig is het maar speculatie. Gelukkig lieten de linkse en progressieve krachten van die tijd zich niet ontmoedigen door scepsis, cynisme of behoudzucht. En gelukkig organiseerden ze zich. Bouwden ze aan een betere samenleving. In maatschappelijke organisaties, in vakbonden, in nieuwe politieke partijen. Sommigen om een stem te geven aan de arbeidersbeweging, zoals de Sociaal Democratische Arbeiderspartij. Anderen door verschillende klassen te verbinden in een missie om ongelijkheid te bestrijden, zoals de mede door Kerdijk opgerichte Vrijzinnig Democratische Bond. Twee bewegingen die na de Tweede Wereldoorlog opgingen in de Partij van de Arbeid.

Oude politiek toen. Dat die bewegingen zich organiseerden was noodzaak. Ze wisten dat het met hoop en overtuigingskracht alléén niet ging lukken. Ja, ze hadden krachtige ideeën om ‘de sociale kwestie’ op te lossen: de grenzeloze armoede en de slechte leefomstandigheden van werkende mensen waar de industriële revolutie mee gepaard ging. Maar die ideeën waren weinig waard zonder doorzettingsvermogen. Zonder politieke strijd.

Steeds vonden ze in die strijd de taaie oude politiek op hun pad. Die oude politiek herkende je gelijk. Die droeg driedelige pakken. Zocht elkaar op in deftige sociëteiten zoals deze. En hield vast aan versleten ideeën die het zicht op vooruitgang blokkeerden. Aan het dogma van de ‘nachtwakersstaat’, die vooral de onbeteugelde krachten van de vrije markt de ruimte moest geven. Aan het waanidee dat macht voorbehouden moet zijn aan elites. En aan het moedeloze uitgangspunt dat ongelijkheid nu eenmaal een natuurlijk gegeven is. Tegen die klippen op streed Arnold Kerdijk voor een nieuwe politiek.

Ver voor de troepen uit schreef hij een pamflet waarin hij een lans brak voor de leerplicht. Om onderwijs het fundament te laten vormen voor de toekomst van ieder kind. Hij formuleerde voorstellen voor een progressief belastingstelsel. Om de vermogenden hun eerlijke deel te laten betalen. En om ervoor te zorgen dat mensen met een smalle beurs fatsoenlijk van hun verdiende loon konden leven.

En ver voordat veel anderen de moed daarvoor konden opbrengen bepleitte hij invoering van het stemrecht voor alle Nederlanders. Om, in zijn eigen woorden, ‘het vertrouwen des volks’ terug te winnen. Het volk dat al zolang op de dichte deuren van de Haagse macht aan het bonzen was. Kerdijk en anderen wilden stap voor stap afrekenen met oude politiek. Met de politieke klasse die vooral gevestigde belangen behartigde. Zij wilden een nieuw begin. En, beste mensen, hun doorzettingsvermogen, werd beloond. Kabinet na kabinet wilde er niet aan beginnen. Maar de leerplicht kwam er. Én het nieuwe belastingstelsel. Én het algemeen kiesrecht.

Oude politiek nu. Uiteraard zijn er grote verschillen tussen het turbulente politieke tijdsgewricht van Kerdijk en die van ons. Maar er zijn ook belangrijke overeenkomsten. Ook onze tijd wordt getekend door een strijd tussen oude en nieuwe politiek. Net als in de tweede helft van die 19de eeuw. Toen ontworstelden Nederland en andere landen in Europa zich aan de macht van de oude politiek die geen enkel perspectief op vooruitgang bood. Terwijl het overal broeide in Europa.

Als ik naar het Nederland van vandaag kijk dan zie ik opnieuw een oude politiek die geen antwoorden heeft op de grote kwesties van onze tijd. Terwijl er opnieuw grote onvrede heerst, woede zelfs, over de staat van het land. Die oude politiek, dat is nu de politiek van het neoliberalisme. En ja, die term zal voor sommigen van u niet onbekend klinken. Sommigen zullen met hun ogen rollen als ze ‘m horen. Of net als de huidige premier de realiteit ervan ontkennen. Maar dat legt ook de kern ervan bloot.

Het neoliberalisme is een ideologie die doet alsof het geen ideologie is. Die zich verschuilt achter de retoriek van ‘verstandig’ en ‘efficiënt’ beleid, en ondertussen de afgelopen decennia overal is doorgesijpeld. En een enorme invloed heeft uitgeoefend. Het is een ideologie die de verzorgingsstaat heeft afgebroken. Publieke voorzieningen in de uitverkoop heeft gedaan. En steevast, tot op de dag van vandaag, kiest voor de belangen van de markt. Sterker nog: het is een ideologie die van de overheid een ‘geluksmachine’ voor diezelfde markt heeft gemaakt. En dat tegen de achtergrond van een ideaal dat geen ideaal mag heten: oneindige economische groei. Maar misschien wel even belangrijk: die neoliberale politieke heeft mensen wijs gemaakt dat ze in een snelle wereld van winnaars en verliezers vooral hun eigenbelang moeten nastreven. Een ideologie die zegt: ‘jij bent verantwoordelijk voor je eigen geluk. Voor je eigen kansen. Voor je eigen welzijn. Want een politiek alternatief? Dat is er niet.’

Links-progressieve politiek staat hier lijnrecht tegenover. Er was een politicus in de vorige eeuw die dat al vroeg doorzag. Iemand voor wie ik grote bewondering heb. Dat was Joop den Uyl. In 1981, toen het neoliberale offensief dat Europa langzaam zou gaan veroveren politieke macht begon te krijgen, hield hij op een zondagmiddag – in verkiezingstijd! – een meeslepende lezing in een bomvol Paradiso in Amsterdam. Een lezing van wel twee-en-een-half uur. In die lezing waarschuwde Den Uyl zijn publiek. Alle links-progressieve krachten zullen zich moeten verzetten tegen de ontwikkeling dat mensen zich afwenden van de politiek. Anders komt ‘het stuur van de samenleving’, zoals hij dat mooi zei, in handen van een kleine groep machtigen. Hij waarschuwde voor het neoliberalisme. Hij noemde het ‘een sirenenzang die we zouden moeten weerstaan’.

We hebben hem niet weerstaan, maar we kunnen ons herpakken. Dat is de belofte van links-progressieve politiek. Die politiek staat of valt met een collectief dat naar sociale vooruitgang streeft. Met het geloof dat mensen samen een rechtvaardigere samenleving kunnen maken. Een maatschappij waarin we samen verantwoordelijk zijn voor ons welzijn en voor elkaar. En met geloof dat het dus wél zin heeft om de straat op te gaan. Dat het wél zin heeft om je te organiseren. Dat het wél zin heeft om de gang naar de stembus te maken. Omdat wij de samenleving maken en we niet de passieve consumenten zijn waar die neoliberale politiek ons tot wil reduceren.

Stuur van de samenleving. Het is inmiddels ruim veertig jaar geleden dat Den Uyl zijn toespraak hield. De rest is geschiedenis. Een geschiedenis van neoliberale hegemonie. En bovenal een geschiedenis van een politiek die inderdaad het stuur van de samenleving uit handen gaf. Die het uit handen gaf aan de markt en de overheid dienstig maakte aan de belangen van die markt.

Achtereenvolgende kabinetten kozen voor liberalisering en privatisering van onze energie, onze zorg, ons openbaar vervoer, onze volkshuisvesting. Kijk naar onze energievoorziening de laatste maanden: de politiek heeft er geen greep op. Ons energiebeheer werd geprivatiseerd in een tijd dat de productie van energie de belangrijkste collectieve opgave van deze tijd is.

Tijdens corona zagen we hetzelfde beeld bij de zorg: door een obsessie met efficiëntie was er een tekort aan zorgmedewerkers en bedden. Of neem de volkshuisvesting die tot kapitaal-knuffelende woningmarkt is ontaard. Wat was steeds opnieuw het verhaal? Dat de markt goedkoper en beter kon zorgen voor duurzame energie, goede zorg, goed openbaar vervoer en betaalbare woningen. Het tegendeel is waar: die markt bracht grote tekorten, hoge prijzen en wachtlijsten. En terwijl het de markt heilig verklaarde, brak de overheid de verzorgingsstaat af, holde het de bestaanszekerheid voor grote groepen mensen uit, en liet het de ongelijkheid toenemen. Het resultaat van dit alles is een keer half-grappend samengevat door de Amerikaanse econoom John Kenneth Gàlbraith: “We hebben socialisme voor de rijken en ontketend kapitalisme voor de rest.”

De absurditeit daarvan, die zien we overal. We zien dat de vervuilende fossiele industrie miljarden bijschrijft, terwijl de gletsjers smelten, de bossen branden en de meren opdrogen. We zien dat we via Schiphol massaal goedkoop vliegen, terwijl bagage-afhandelaars niet fatsoenlijk worden betaald en gebukt gaan onder stress en onzekerheid. We zien dat 2,5 miljoen mensen niet kunnen rondkomen en de rijen bij de voedselbanken langer worden, terwijl de topinkomens hun bankrekening gespekt zien worden. We zien dat een betaalbare woning voor velen een luxe wordt, terwijl vermogende beleggers ermee handelen alsof het casinomuntjes zijn. We zien dat Tata Steel winsten boekt die haar eigenaren in India opstrijken, terwijl kinderen in de buurt van de fabriek in IJmuiden de prijs van luchtvervuiling met gezondheidsschade betalen. We zien dat de rijkste 1 procent van de wereld verantwoordelijk is voor meer dan twee keer zoveel CO2-uitstoot als de 3,1 miljard armste mensen van de wereld. Iedereen met ook maar een greintje redelijkheid ziet dat dat niet langer zo door kan gaan.

Eind van een tijdperk. Waar staan we nu? Ik constateer dat de neoliberale mars van de laatste decennia inmiddels op haar laatste benen loopt. We staan voor het einde van een tijdperk. We zien een van crisis naar crisis strompelende politiek zonder nieuw perspectief. Een failliete politiek zonder de ideologische middelen om fundamenteel in te grijpen. Een politiek die de macht over het stuur verloren is. En ja, dan krijg je ook lagere opkomst bij verkiezingen. Dan krijg je afbrokkelend vertrouwen. Dan haken mensen af. Maar waar ik hoop uit put, waar ik strijdbaar van word, is dat steeds meer mensen ervan overtuigd raken dat zich inderdaad het einde van een tijdperk aftekent. Die mensen maken zich zorgen over Nederland. Over de wereld. En over onze gemeenschappelijke toekomst.

En ja, zij zijn soms ook cynisch en teleurgesteld. Maar ik denk dat zij ook weten dat cynisme nooit het antwoord is. Dat zij vooral snakken naar een fundamenteel alternatief dat de terechte verontwaardiging en woede weet te kanaliseren in een nieuwe politiek. Een onbeschaamd links-progressief alternatief. Een alternatief dat geen genoegen neemt met halfslachtige lapmiddelen. Geen genoegen neemt met de schijn van vernieuwing. Met een nieuwe marketingstrategie, ‘nieuw leiderschap’, holle frases over Nederland als ‘breekbaar vaasje’ of welke lariekoek dan ook die door moet gaan voor nieuwe ideeën. Want nieuwe ideeën, daar gaat het nu juist om. Een fundamenteel links-progressief alternatief moet zichzelf dus een heldere ideologische opdracht geven.
Die opdracht is om definitief te breken met de oude neoliberale politiek Om de macht terug te pakken van de markt. We moeten een nieuw fundament leggen, want breken met het oude kan niet zonder te bouwen aan het nieuwe. Dat moeten dus ook gaan doen. We moeten weer gaan bouwen.'



Amstelveenweb.com is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de nieuwsberichten.