Het RIVM gaat structureel ultrafijnstof in de lucht meten
Nieuws -> GezondheidBron: RIVM/Wikipedia
20-05-2023
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gaat in 2023 voor het eerst structureel ultrafijnstof in de lucht meten. Dat is nodig omdat er nog weinig kennis is over ultrafijnstof zelf, de concentraties daarvan en mogelijke gezondheidseffecten. Ultrafijnstof moet met andere apparatuur gemeten worden dan fijnstof.
Het RIVM onderzocht op welke manier het bestaande Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML (Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit)) voor deze metingen aangepast kan worden. In 2023 worden de eerste apparaten hiervoor geplaatst. Nederland is het eerste land in Europa dat ultrafijnstof structureel en voor lange tijd gaat meten.
Een nieuwe meet- en monitoringstrategie inpassen. Het RIVM onderzocht welke meet- en modelstrategie er nodig is, zodat ultrafijnstof binnen het LML (Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit) gemeten kan worden. Ook hebben de onderzoekers aan gezondheidsexperts in Nederland gevraagd wat hun wensen zijn voor het meten van ultrafijnstof. Met meetdeskundigen uit binnen- en buitenland is er afstemming geweest over de instrumenten om de metingen mee uit te voeren.
De methode om ultrafijnstof (kleiner dan 0,1 micrometer) te meten is anders dan de methode voor fijnstof (kleiner dan 2,5 of 10 micrometer). Voor fijnstof wordt het gewicht in de lucht gemeten. Ultrafijnstofdeeltjes zijn zo licht dat daarvoor het aantal deeltjes in de lucht gemeten wordt. Het RIVM gaat ultrafijnstof meten op een aantal vaste meetpunten van het LML. Daarnaast komen er 3 (makkelijk) te verplaatsen meetstations. Deze kunnen gebruikt worden om gericht metingen te doen in de buurt van bronnen die veel ultrafijnstof uitstoten. Na de zomer van 2023 zullen de eerste apparaten geplaatst worden.
Metingen aanvullen met berekeningen. Er is internationaal nog weinig ervaring met het meten van ultrafijnstof. Daarom is het op dit moment nog te vroeg voor een grootschalig meetnet. Om een landelijk beeld te krijgen van de hoeveelheid ultrafijnstof in de lucht zijn naast metingen ook modelberekeningen nodig. Deze berekenen het ultrafijnstofniveau op plaatsen waar niet gemeten wordt. Dat landelijke beeld is noodzakelijk om te kunnen bepalen aan hoeveel ultrafijnstof de Nederlandse bevolking wordt blootgesteld. Voor de modellering wordt ook zo veel mogelijk samengewerkt met experts binnen en buiten Nederland.
Nederland loopt met deze metingen voorop in Europa. Nederland is het eerste land in Europa dat de metingen van ultrafijnstof structureel opneemt in een landelijk meetprogramma. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft hiertoe besloten op basis van het advies van de Gezondheidsraad ‘Risico’s van ultrafijnstof in de buitenlucht’ uit 2021. De Gezondheidsraad adviseerde het meten van ultrafijnstof op te nemen in het LML. Op deze manier kan er meer inzicht komen in de aard en verdeling van ultrafijnstof in Nederland. Ook kan de blootstelling van de Nederlandse bevolking aan concentraties ultrafijnstof structureel in kaart gebracht worden.
Fijnstof – ook wel atmosferische aerosoldeeltjes, atmosferisch fijnstof, fijnstof (PM= particulate matter) of zwevend stof (SPM= suspended particulate matter) genoemd – zijn microscopische deeltjes vaste of vloeibare materie die in de lucht zweven. De term aerosol verwijst gewoonlijk naar het deeltjes-/luchtmengsel, in tegenstelling tot alleen de deeltjes.
Bronnen van fijnstof kunnen natuurlijk of antropogeen zijn. Ze hebben gevolgen voor het klimaat en de neerslag die een negatieve invloed hebben op de menselijke gezondheid, naast directe inademing.
Fijnstof in de lucht boven Nederland komt voor ongeveer twee derde uit naburige landen. Nederland produceert evenwel meer fijnstof dan dat het uit andere landen ontvangt. Circa 15% is afkomstig van menselijke activiteiten in Nederland, vooral uit de sectoren verkeer, energie en industrie. In het westen bestaat het fijnstof - afhankelijk van de windrichting en de locatie - voor een flink deel uit het ongevaarlijke zeezout. Het gebied van Londen, Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen en het Ruhrgebied is te zien als de ergste bron van vervuiling in Europa.
In Nederland is houtrook verantwoordelijk voor 10% tot 12% van het fijnstof in de lucht, de rest komt van de industrie en dieselmotoren. Bij een proef in Schoorl uitgevoerd door het Energieonderzoek Centrum Nederland in 2009, bleek dat houtrook zelfs verantwoordelijk was voor 9 tot 27 procent van de lokale PM10-concentratie en voor 30 tot 39 procent aan PM 2,5. Volgens een rapport van de Gezondheidsraad uit januari 2018 was de verwarming van woningen en gebouwen door houtkachels gemiddeld verantwoordelijk voor 1 tot 2 procent van het fijnstof (PM 2,5) in de lucht boven Nederland; NRC Handelsblad waarschuwde echter dat de precieze uitstoot moeilijk vast te stellen is door onzekerheid in een aantal variabele factoren en dat de daadwerkelijke uitstoot waarschijnlijk hoger ligt dan 1-2%. Uit onderzoek van het RIVM uit oktober 2018 bleek dat 0,5% van de fijnstofuitstoot door houtrook komt van vreugdevuren, zoals paasvuren in vooral Noord-, Oost- en Midden-Nederland, nieuwjaarsvuren in bijvoorbeeld Den Haag en Luilakvuren in Noord-Holland.